Il Grand' Inquisitor

Mitridate, re di Ponto in de Munt

Wie dezer dagen over het Muntplein loopt, kan er niet naast kijken. De voorgevel van de Muntschouwburg is verborgen achter een rood theatergordijn. Dit is niet een of ander statement van Peter De Caluwe, maar is onderdeel van de tentoonstelling "agorafolly" die in het kader van europalia door 27 jonge artiesten, uit 27 Europese landen, op 27 Brusselse pleinen ingericht werd.

In de Munt zelf gaat het eerste seizoen van De Caluwe nu pas echt van start... ik vermoed dat de creatie van Phaedra nog door Foccroule geïniteerd werd. Het zal wel geen geheim meer zijn, dat de nieuwe Muntdirecteur van plan is om alle opera's seria van Mozart te programmeren. Mitridate, re di Ponto is eerst aan de beurt.

Mitridate is de koning van Pontus (een staat in het Noorden van het huidige Turkije, grenzend aan de Zwarte Zee). Hij verspreidt het gerucht dat hij in een strijd tegen de Romeinen omgekomen is. Prompt proberen zijn twee zonen, Farnace en Sifare, zowel zijn troon als zijn verloofde Aspasia in te pikken... wat tot de nodige complicaties leidt als Mitridate toch niet dood blijkt te zijn. De jonge Mozart (hij was 14 jaar indertijd) componeerde deze opera voor Milaan waar hij in 1770 in première ging. Het is een opera met een onstuitbare stroom aan da capo-aria's en zonder koorpartijen. Alhoewel het waarschijnlijk musicologische onzin is, deden sommige scènes me al aan latere Mozartopera's denken. Zo moest ik bij de intrede van Mitridate aan Sarastro denken, de rol van Aspasia lijkt wel een voorstudie voor Donna Anna. En als op het einde van de opera na de dood van Mitridate de overblijvenden het slotkwintet aanheffen, dan is de parallel met het slot van Don Giovanni voor de hand liggend.

De opera kent zo goed als geen opvoeringsgeschiedenis. Hij zou pas in 1971 terug voor de eerste keer opgevoerd geweest zijn in Salzburg. Het is dan toch enigszins verbazingwekkend dat de Munt voor de rollen van Mitridate en Farnace zangers heeft gevonden, die hun rol al in verschillende andere producties gezongen hebben. En dat was er ook aan te merken. Respectievelijk Bruce Ford en Bejun Mehta gaven de meest doorleefde vertolking van alle zangers. Ik was vooral aangenaam verrast door Bruce Ford. De laatste keren dat ik hem gehoord heb, had hij geen al te beste indruk nagelaten. Maar dankzij de dramatische expressie waarmij hij de recitatieven van Mitridate zingt, portretteert hij een geloofwaardige Mitridate. Ook zijn aria's zong hij overwegend zeer goed. Sommige noten brak hij wat kort af en de hoogste noten zong hij meestal met veel kopstem, maar telkens paste dit in de stijl en de sfeer van het moment. Bejun Mehtra heeft een gigantische stem. Voor een keer, viel de contratenor van dienst niet te licht uit naast de andere zangers.

De drie vrouwelijke hoofdrollen vond ik over het algemeen minder overtuigend. Mary Dunleavy begon heel rommelig aan de rol van Aspasia. Vooral in het eerste bedrijf waren de coloraturen soms slordig. Alhoewel ze continu verbeterde en de twee andere bedrijven redelijk goed zong, bleef ik toch op mijn honger zitten. Ongeveer hetzelfde gold voor de Sifare van Myrtò Papatanasiu met een zwak eerste bedrijf en een iets steilere ontwikkeling in de rest van de opera. En alhoewel ze door Jan en alleman de hemel ingeprezen wordt, volg ik niet in die reactie. Ze zingt weliswaar mooi en heeft een aangename stem, maar ze heeft mij nooit ontroerd. Ik betrapte me er zelfs regelmatig op dat mijn gedachten aan het afdwalen waren telkens zij een aria zong. Veronica Cangemi vond ik dan bijvoorbeeld wel boeiender om naar te luisteren... alhoewel slechts één aria van Ismene de voorstelling gehaald heeft.

Zowel dirigent Mark Wigglesworth als regisseur Robert Carsen maakten met deze productie hun debuut in de Munt. Carsen moderniseert uiteraard de opera en verplaatst de actie naar een oorlogsgebied in het Midden-Oosten. Het paleis van Mitridate ligt in puin, bij het begin van de opera moeten de stofwolken nog wegtrekken. Het ensceneren van pakweg 20 da capo-aria's ligt niet voor de hand, maar Carsen slaagt er toch in om er een lijn in te krijgen. Voor de da capo-gedeelten maakt hij het zich wel vaak gemakkelijk door de zangers vooraan op de scène in een spotlicht te zetten. Maar het zijn vooral de recitatieven waarin zijn regisseertalent het best tot uiting komen. Ik denk daarbij bijvoorbeeld aan de eerste scène van het tweede bedrijf, geënsceneerd als een slaapkamerscène waarin Farnace aan Ismene bekend dat hij niet meer in haar geïnteresseerd is. Ook mooi is het slow motion ballet van stervende soldaten in gevechtsuitrusting tijdens de aria van Marzio. En de lange tafel in het derde bedrijf deed me dan weer denken aan Carsens enscenering van Macbeth in Keulen. Robert Carsen was ook verantwoordelijk voor de soms dramatische belichting met lange, uitvergrote schaduwen of het gebruik van tegenlicht. Zijn mooi plaatjes droegen bij tot het succes van deze productie.

Publicatie: vrijdag 19 oktober 2007 om 19:48
Rubriek: Opera