Il Grand' Inquisitor

A streetcar named Desire in Koblenz

A streetcar named Desire is een opera die al een tijdje op mijn verlanglijstje staat om eens te zien. Gisteren ging een nieuwe productie in première in het Theater van Koblenz.


foto © Matthias Baus

De opera is uiteraard gebaseerd op het toneelstuk van Tennessee Williams en is waarschijnlijk het best bekend als de film van Elia Kazan uit 1951 met Vivien Leigh en Marlon Brando. De San Francisco Opera gaf de opdracht aan André Previn om er een operaversie van te maken. De creatie was in 1998 met Renée Fleming als Blanche DuBois en kreeg sindsdien verschillende heropvoeringen, vooral in de VS... maar ook een paar in Europa.

Alhoewel Previn op dat moment vooral ervaring had met film- en jazzmuziek, was dit zijn eerste opera... een opera met vier hoofdrollen en een paar bijrollen, maar zonder koor. Zoals veel Amerikaanse opera's heeft A streetcare named Desire goed in het oor liggende muziek. Ik vind het een hoofdzakelijk orkestrale opera. Het orkest kan zelfs niet in de kleine orkestbak van het Koblenzer Theater en wordt achteraan het podium geplaatst, achter een gaas waardoor de dirigent Enrico Delamboye toch zichtbaar is.

De vocale partituur is heel dicht op de prosodie geschreven (een beetje vergelijkbaar met Pelléas et Mélisande) en na een eerste beluistering komt ze daardoor vrij monotoon over, in tegenstelling tot de rijke en inventieve orkestpartituur. Er zijn wel een paar aria's, zoals Blanches slotaria "I can smell the sea air". Voor deze rol werd de Britse sopraan Kerrie Sheppard als gast aangetrokken. Ze is een zeer geëngageerde zangeres, die in de hoogte soms wat last heeft van het misthoorneffect.

Een van de beste momenten is het tweede bedrijf, met de grote liefdesscène tussen Blanche en Mitch. Juraj Holly is een tedere en zoetgevooisde Mitch. Stanley en Stella Kowalski worden respectievelijk vertolkt door Michael Mrosek en Irina Marinas. Marinas' lichte sopraan contrasteert mooi met die van Sheppard, al is ze niet altijd even goed verstaanbaar. Mrosek moet vooral de bullebak spelen en doet dat met een luide bariton.

Aangezien het orkest op het podium zit, ligt de orkestbak dicht en komt het podium tot op een paar meter van de eerste parterre-rij. Het realistische decor van Bodo Demelius bestaat uit twee niveaus: beneden het appartement van de Kowalski's en boven een balkon dat leidt naar dat van het Hubbell-koppel. Markus Dietze heeft een zeer libretto-getrouwe enscenering gemaakt... of zoals tijdens de inleiding tot de opera gezegd werd: "een kleurversie van de film".

Publicatie: zondag 15 mei 2016 om 09:00
Rubriek: Opera