Il Grand' Inquisitor

Piotr Beczala in Schwarzenberg

De vorige twee jaar werden tijdens de Schubertiade alle Schubertliederen opgevoerd. Die onderneming is afgerond en dus wordt overgegaan tot de orde van de dag... kortom, iedereen zingt waar hij zin in heeft. In het recital van Piotr Beczala en Helmut Deutsch was zelfs geen enkel Duits lied te horen.


foto © Schubertiade Schwarzenberg

Op het programma stonden Italiaanse voor, en Poolse liederen na de pauze. Een paar niemendalletjes van Donaudy en Wolf-Ferrari waren het perfecte middel om de stem in de juiste plooi te krijgen. De zes liederen van Ottorino Respighi waren het hoogtepunt van de avond. Beczala's prachtige stem bracht tederheid en een oneindig legato in Lagrime. Maar het waren de drie laatste liederen die de meeste indruk maakten, niet in het minst dankzij Helmut Deutsch. In Nevicata dwarrelen de sneeuwvlokjes, slagregens donderen door Pioggia en mysterieuze nevels zorgden voor sfeer in Nebbie.

Het Italiaans blok werd afgesloten met het bekendere werk van Tosti. Ideale werd afgesloten met een onwezenlijk pianissimo op het herhaalde "Torna, caro ideal... torna", al probeert hij het misschien iets te goed te doen waardoor er veel lucht mee kwam. Zijn piano in Chi sei tu che mi parli had wel iets meer kern. L'Ultima canzone was een mooie afsluiter.

Drie Poolse componisten passeerden de revue na de pauze. De zes liederen, Opus 2, van Karol Szymanowski zijn niet echt een verrijking van het repertoire... het ene oor in, het andere oor uit. Net zoals bij de Heidelberger Frühling was er weer een selectie liederen van Mieczyslaw Karlowicz, wel van het minder virtuoze type. De enige liederen die me als lied konden overtuigen waren vier liederen van Stanislaw Moniuszko, waaronder de Poolse versie van Heidenröslein.

Maar ik had de indruk dat het publiek vooral gekomen was voor de bisnummers met een stralende Mattinata, nog iets Pools en Puccini's Bohème-lied Sole e amore.

Publicatie: maandag 28 augustus 2017 om 13:33
Rubriek: Liedrecital