Il Grand' Inquisitor

Lucia di Lammermoor in Brussel

Na tientallen jaren afwezigheid, zet de Munt nog eens de klassieker Lucia di Lammermoor op de planken. Om - vermoedelijk - grotere publieksvolumes aan te kunnen, geven ze die voorstellingen in het Koninlijk Circus... een zaal die qua zichtlijnen ideaal is om clowns, leeuwen en andere acrobaten te zien, maar die niet echt geschikt is voor opera.

Toen we eerder deze week konden genieten van de eerste warme lentedagen, was het broeierig heet op het eerste balkon van het Circus. Dat is slechts een (relatief klein) ongemak, problematischer is de akoestiek. Zo lang je min of meer centraal zit, valt het allemaal goed mee. Maar naar verluidt, is die akoestiek ver van ideaal voor wie iets meer aan de zijkant of in de loges zit.

In het midden van het Circus was een lange rechthoekige parketvloer gebouwd, met daarop wat tafels en stoelen, als speelvlak. Achteraan ging dit over in een bos. Tussen de bomen was het orkest opgesteld. Na de pauze ontwaarde ik tevens een paar meer dan levensgroot uitgesneden figuren tussen die bomen die met hun rug naar het publiek stonden. Deze figuren leken zo uit een van de schilderen van Caspar David Friedrich gestapt te zijn. Daarmee lijkt de regisseur, Guy Joosten, de romantische visie van de 19de eeuw op een 16de-eeuws verhaal in beeld te willen brengen.

Sir Walter Scotts "The Bride of Lammermoor", waarop Donizetti's opera gebaseerd is, is een gothische roman en vermoedelijk is dat de inspiratie geweest voor Guy Joosten om Lucia als een "goth chick" voor te stellen. Het is misschien niet helemaal wat Donizetti in gedachten had, maar ik vind het een perfect verdedigbaar uitgangspunt om Lucia als een vrijgevochten en onafhankelijke vrouw voor te stellen, die uiteindelijk toch moet kapituleren om in een politiek huwelijk te stappen. Lucia is dan ook geen puur romantische ziel die gefascineerd is door het spookverhaal dat ze vertelt tijdens haar eerste aria "Regnava nel silenzio". Ze heeft er zichtbaar plezier in om Alisa de stuipen op het lijf te jagen. Het is niet helemaal duidelijk of die legende waar is of dat ze dit verhaal zelf bedacht heeft... enige ambiguïteit is altijd interessant.

Het tweede en derde bedrijf worden als één groot trouwfeest geënsceneerd, weliswaar brutaal onderbroken door de waanzinscène van Lucia. Ze heeft Arturo met een schaar vermoord en tijdens "Spargi d'amaro pianto" snijdt ze daarmee ook haar eigen polsen door - de linkerpols in het eerste deel, de rechter pols in het da capo-deel en telkens op hetzelfde muzikale moment - om die schaar tenslotte in haar buik te ploffen. Tijdens Edgardo's grote slotscène ligt ze stuiptrekkend te sterven op de feesttafel. Het is ook niet allemaal volgens het boekje, maar Guy Joosten is er wel in geslaagd om een samenhangend geheel te maken dat bijna nooit ingaat tegen het libretto.

De "slechterik" Enrico, Lucia's broer die haar uithuwelijkt aan Arturo, wordt hier als de slechterik der slechteriken voorgesteld. In de eerste scène zit hij in een zetel een - weliswaar zwarte - kat op zijn schoot te strelen. Het kan haast geen toeval zijn dat dit een verwijzing is naar de Blofeld uit verschillende James Bond-films. Dit is uiteraard slechts een detail, maar de lijnen die Guy Joosten weeft doorheen de voorstelling getuigen deze keer wel van zin voor theater. De meest opvallende lijn is wat hij met de ring doet. Tijdens het liefdesduet van het eerste bedrijf wisselen Edgardo en Lucia hun ringen uit. Als Edgardo de "ontrouw" van Lucia ontdekt, geeft hij haar ring terug door hem in een waterkan te gooien, die op de bruidstafel staat, waar Lucia hem terugvindt in het midden van haar waanzinscène als ze het over haar huwelijk heeft.

Het zijn dit soort inventieve details die deze enscenering boeiend maken.

Nino Machaidze werd vorige zomer de bekendheid ingekatapulteerd toen ze in Salzburg insprong om de zwangere Netrebko te vervangen aan de zijde van Rolando Villazon in Roméo et Juliette. Zij zingt nu Lucia in de tweede bezetting. Ik vond haar niet helemaal overtuigend. Ze leek geen lijn te kunnen vinden in "Regnava nel silenzio" of het eerste deel van "Il dolce suono", wat als los zand aan elkaar hing. Ze ontweek ook een paar extra hoge noten. Het was in het tweede deel van de waanzinscène dat ze de draad pas echt oppikte.

Elena Mosuc, de eerste Lucia, was daarentegen superieur van begin tot einde. In "Regnava nel silenzio" zong ze alle trillers en hoge noten die ik verwachtte. Het liefdesduet bekroonde ze met een stevige stratosferische noot en ook op het einde van het beroemde sextet kwam ze boven alles uit. Maar het was vooral haar waanzinscène, die trouwens met de glasharmonica begeleid werd, die van begin tot einde meeslepend is en die constant mijn aandacht vasthield.

Een min of meer vergelijkbaar verhaal kan opgehangen worden over de Edgardo's in de twee bezettingen. Charles Castronovo heeft weliswaar een mooier timbre dan John Osborn, die dan weer iets zachter - en daardoor misschien iets romantischer - klinkt. Maar Osborn heeft werkelijk alle noten. Castronovo worstelt met zijn hoog register wat in "Tombe degl'avi miei" leidde tot een van de meest spectaculaire en langste kraak die ik ooit gehoord heb. John Osborn kwam dergelijke problemen niet tegen en liet in "Tu che a Dio spiegasti l'ali" ook nog een indrukwekkend einde optekenen... terwijl Castronovo zich daar gewillig liet toedekken door het orkest.

De twee Enrico's zijn geen van beide ideaal. De eerste Enrico, Angelo Veccia, heeft het meest interessante timbre maar zingt niet altijd even juist en produceert soms een wild vibrato. Lionel Lhote heeft een grotere stem, die ook mooier klinkt, maar die me maar zelden echt kon boeien.

Publicatie: zaterdag 18 april 2009 om 09:21
Rubriek: Opera