Il Grand' Inquisitor

The Magic Flute in Kinepolis

De regisseur Kenneth Branagh is onder andere bekend van zijn Shakespeareverfilmingen. Voor de eerste keer verfilmt hij nu ook een opera. Op het einde van Mozartjaar presenteert hij op de valreep nog The Magic Flute, gebaseerd op Mozarts Die Zauberflöte. Het is inderdaad een Engelse versie, vertaald door Stephen Fry, die met de steun van de Peter Moores Foundation (bekend van hun reeks CD-opnames "Opera in English") tot stand is gekomen.

Het verhaal werd verplaatst naar de eerste wereldoorlog. Dat lijkt misschien wat vreemd, maar is zeker niet gekker dan bijvoorbeeld het circus van Achim Freyer in Salzburg of hetgeen La Fura dels Baus er ooit van gemaakt heeft. In de vertaling van de aria's en dialogen werden hier en daar wat aanpassingen gedaan om bij dit uitgangspunt te passen. Ik vond trouwens dat die Engelse versie helemaal niet stoorde, ondanks een paar rare zinsconstructies en grappige vertalingen.

De twee oorlogvoerende partijen worden respectievelijk aangevoerd door Sarastro en de Konigin van de Nacht (Tamino is een kapitein in haar leger, Papageno een soldaat die met zijn kanaries gas opspoort). De filmtechniek maakt het mogelijk om spectaculaire beelden te maken, van grote overzichtspanorama's tot snelle camerabewegingen doorheen de loopgraven. Er wordt ook gebruik gemaakt van droomscènes - bijvoorbeeld tijdens de Bildniss-aria, of tijdens Papageno's "Ein Mädchen oder Weibchen" - en flashbacks (tijdens "O zittre nicht"). Verticale vogelperspectieven zorgen voor duizelingwekkende beelden. Een van de mooiste en ontroerendste momenten is Sarastro's aria "O Isis und Osiris", als iedereen verzameld is op het kerkhof van de gesneuvelde soldaten en waarin hij de hoop uitdrukt dat de oorlog zal eindigen dankzij de liefde van Tamino en Pamina. Die liefde en de vrede is het belangrijkste element van deze film. De maçonnieke verwijzingen zijn zo goed als verdwenen. Enkel op het einde van het eerste "bedrijf" zien we een aantal geometrische vormen in het kasteel van Sarastro, die met enige fantasie kunnen verwijzen naar de vrijmetselarij.

Maar het belangrijkste blijft natuurlijk de muziek. James Conlon dirigeert het Chamber Orchestra of Europe. De meeste rollen worden door jonge zangers vertolkt, aangevuld met gevestigde waarden. Het zijn die bekende zangers die het best overkomen. Gezien zijn ervaring met deze rol in alle grote operahuizen, is René Pape uiteraard een gedroomde Sarastro. Daarenboven zingt hij ook de rol van de Sprecher, waardoor de eerste ontmoeting met Tamino meteen ook een eerst proef wordt waarbij hij Tamino's bedoelingen kan uittesten. De tweede ster is Lyubov Petrova als de Königin der Nacht. Haar twee aria's zijn zowel vocaal als visueel zeer spectaculair.

De rest van de bezetting zijn jongere stemmen. Joseph Kaiser zingt een mooie Tamino, zij het met wat geduw in de hoogte. Amy Carson klinkt ook soms wat dun als Pamina. Ik denk dat ze beter zou zijn als Papagena... terwijl de Papagena in deze film, Silvia Moi, een iets vollere, lyrischere stem heeft. Benjamin Jay Davis is ook een goede Papageno, maar hij offert zijn legato soms op om beter verstaanbaar te zijn. Verstaanbaarheid is trouwens bij geen enkele zanger een probleem, en de lip-synchronisatie is bijna perfect.

De bioscoopzaal was spijtig genoeg zo goed als leeg. Als Kinepolis de film misschien op een iets minder ongoddelijk uur dan 11 uur 's morgens zou programmeren en in meer zalen dan enkel die ten westen van de Schelde, dan zou deze film ongetwijfeld meer volk kunnen trekken. Want welke operafan kan weerstaan aan een "Toverfluit" voor 7 euro in een comfortabele cinemazetel met perfecte zichtlijnen en met een redelijke geluidsinstallatie ? Meer informatie over deze film (foto's, trailers, ...) is ook te vinden op de website van de Franse verdeler.

Publicatie: donderdag 28 december 2006 om 17:51
Rubriek: Opera