Il Grand' Inquisitor

Tristan und Isolde in De Munt

In het begin van zijn regeerperiode heeft Bernard Foccroule al eens een Tristan und Isolde op het programma gezet. In zijn laatste seizoen komt hij met een nieuwe productie van Yannis Kokkos.

Wat mij betreft had hij zich de moeite van een nieuwe productie kunnen besparen. Die van Kokkos is niet echt beter dan die van Achim Freyer uit 1994. De voorstelling begint nochtans veelbelovend. In het eerste bedrijf wordt het podium gescheiden door een transparant scherm waarop vage videobeelden van water geprojecteerd worden. Achter dat scherm staat nog een gehelde spiegel, wat voor allerlei bijkomende effecten zorgt. Voor de twee andere bedrijven maakt hij hier geen gebruik meer van, maar speelt alles zich af op een open podium met achteraan een stenen muur, die tijdens het liefdesduet nog verstopt zit achter een gewoon gordijn. Ik had hier iets meer inspiratie verwacht van Kokkos.

Naar verluidt zijn de eerste voorstellingen redelijk wisselvallig verlopen, waarbij de twee titelrollen vervangen moesten worden wegens ziekte. In de voorstelling die ik gisteren zag, was alles blijkbaar terug in orde. John Keyes (Tristan) en Iréne Theorin (Isolde) klonken redelijk gezond en haalden zonder problemen het einde van de voorstelling zonder halverwege vocaal ten onder te gaan. Dat is op zich al een heroïsche prestatie, maar dat is eigenlijk maar het begin. Ik verwacht natuurlijk iets meer.

Een van mijn stokpaardjes, tekstverstaanbaarheid, scoort benedenmaats bij de beide zangers. Ook tekstinterpretatie is zo goed als afwezig... zeker in die grote lappen tekst die voorgedragen wordt, is dat essentieel om potentiële verveling te bekampen. Iréne Theorin beperkt zich tot af en toe wat luider of zachter zingen. Zelfs in het hoogstdramatisch moment als ze over de dood van haar Morold vertelt, gebeurt er niets boeiends, zeker niet als je het vergelijkt met wat Waltraud Meier vorig jaar in Parijs met dat moment deed. Ook "Mild und leise" deed me niets, waardoor de voorstelling met een anti-climax eindigde. Dit betekent niet dat Kazushi Ono niet alle stoppen opentrekt om tot een bulderend slot te komen... waar ik ook zo mijn twijfels bij heb of dit wel het juiste karakter voor een "Liebestod" is.

John Keyes is nauwelijks boeiender. Hij begon wel heel slecht met een gigantisch zwalpend vibrato, maar zijn stem stabiliseerde zich gelukkig redelijk snel. Zijn sterfscène was redelijk slaapverwekkend, maar hij zorgde wel voor de mooiste momenten tijdens het liefdesduet. Bij het begin van "O sink' hernieder" of bij zijn inzet van "So stürben wir, um ungetrennt, ewig einig, ohen End', ..." deed hij verdienstelijke pogingen om piano te zingen en bleef zijn stem toch mooi egaal.

De meer boeiende vocale prestaties kwamen van de "kleinere" rollen, zoals Lilli Paasikivi, die een mooie en homogene Brangäne zong, en Matthew Best die een - weliswaar lispelende - ondersteunende Kurwenal neerzette met een rauwig timbre. Maar ik was - totaal onverwacht - vooral onder de indruk van de König Marke van Franz Hawlata. Zijn monoloog was het enige écht boeiende moment van de voorstelling. Zijn uitspraak is voorbeeldig en hij heeft een mooi ronkende stem. Zijn interpretatie van de rol was echter wel eendimensionaal. In die monoloog doet hij niets meer dan Tristan de mantel uitvegen nadat hij hem met Isolde betrapt heeft. Het verdriet dat hij zijn beste vriend hiermee verliest, wordt volledig genegeerd... terwijl ik het gevoel heb dat hij deze dimensie ook zeker tot zijn recht had kunnen doen komen.

Publicatie: donderdag 26 oktober 2006 om 18:33
Rubriek: Opera