Il Grand' Inquisitor

Boris Godunov in De Munt

Een van de eerste vragen die men zich stelt bij een opvoering van Boris Godunov is welke versie gebruikt zal worden. Er zijn tegenwoordig twee gangbare versies... de oorspronkelijke van 1869 en de uitgebreide versie van 1872. Ik weet niet of er nog veel operahuizen de geherorkestreerde versies van Rimski-Korsakov of Shostakovitch verkiezen boven die van Mussorgsky zelf.

In de Munt gebruiken ze de versie van 1872, maar ze laten de zogenaamde Poolse akte weg. In het programmaboek verklaart Kazushi Ono die keuze... op die manier "blijven ze in Rusland" en brengen ze een "groots historisch fresco", alsof Polen niets met de Russische geschiedenis te maken zou hebben. Ik vind het in allegeval een nogal zwak argument. In dat geval hadden ze beter ook meteen de laatste scène in het bos van Kromy geknipt, zeker als je rekening houdt met de rommelige enscenering die Klaus Michael Grüber voor deze scène bedacht heeft. Hij laat het koor wat idiote dansjes doen, Grigori is een levend reclamebord voor een nieuw soort zilverpoets waarmee hij zijn harnas net gepoetst heeft en het lachwekkende paard van Roi Arthus hebben ze ook nog eens van stal gehaald. Na de dood van Boris net ervoor komt dit als een gigantische anti-climax.

Tot en met de dood van de Boris was het eigenlijk best wel een goede productie. Er zaten weliswaar een paar dipjes in, maar geen rampzalige zaken. Vooral de twee tussenscènes waren wat zwak. In de eerste plaats de scène in de cel van Pimen. Zijn cel staat daar wat verloren als een kerststalletje in de rest van het lege decor. Als de belichting iets subtieler zou geweest zijn, door bijvoorbeeld de rest van de scène volledig in duisternis hullen, dan had die cel beter tot zijn recht kunnen komen. De herbergscène - voor een gigantische muur van strobalen - had ook wat meer humor kunnen verdragen.

Maar de andere scènes waren allemaal wel boeiend genoeg. De grote koorscènes werden uiteraard gedomineerd door het koor. In de eerste scène staan ze bepakt en gezakt opeengepropt voor een betonnen muur als een hoop vluchtelingen. In de kroningsscène bezetten ze een driehoek zodat Boris over de diagonaal zijn intrede kan doen. De scène voor de Sint-Basiliuskathedraal is eerder chaotisch nadat Boris' gevolg de gemoederen gesust heeft door geldstukken in het rond te gooien. In beide scènes kijkt de vermoorde Dmitri als een engel toe over het volk. De twee grote Boris-scènes in het Kremlin zijn, in contrast, heel sober gehouden. Het is ook vermeldenswaard dat Boris volledig in goud is, inclusief zijn hoofd, alsof hij al bij voorbaat dezelfde onsterfelijke status verworven heeft als de heiligenafbeeldingen van de Russische ikoonschilderingen. De vorst Shuisky - een van de latere tsaren - is nog niet zo ver en loopt gekleed in zilver.

Bijna de volledige opera is volledig dubbel bezet. In de eerste plaatse zijn er twee sterk contrasterende Borissen. In de tweede bezetting zingt de Russische bas Vladimir Baykov de titelrol. Twee jaar geleden had hij zich in de Elisabethwedstrijd al in de vernieling gezongen met de twee monologen van Boris. Maar ondertussen heeft hij duidelijk geleerd hoe hij moet doseren en geeft hij een klassiek-Russische vertolking van Boris. Ondanks zijn leeftijd (31 jaar), heeft hij toch al de nodige uitstraling en staat hij er als Boris.

In de eerste bezetting vinden we José van Dam in een van zijn glansrollen. Zijn Winterreise in Gent had me enigszins pessimistisch gestemd. Maar op een goede avond kan hij wel nog grandioos uit de hoek komen... gisteren was zo'n avond. Terwijl Baykov hoofdzakelijk de rol van de tsaar vertolkt, ontpopt Van Dam zich als de mens Boris. Vanaf zijn eerste zin - "Treurnis is in mijn ziel ! Ik ben bang, maar weet niet waarvoor ..." (vertaling uit het programmaboek van De Nederlandse Opera, het Munt-programmaboek is weer al eens librettoloos) - geloof je hem en voel je met hem mee.

Maar het is in het tweede bedrijf dat hij zichzelf overtreft. Dat bedrijf begint met Xenia, die bedroefd is omdat haar verloofde overleden is, en Fjodor en de voedster die haar proberen te troosten. Maar eenmaal Boris binnenkomt bestaat de rest van het bedrijf uit een opeenvolging van dialogen, met centraal Boris' eerste monoloog. Elk van die dialogen tonen een ander aspect van Van Dams genie. Eerst slaat hij zijn arm om Xenia om haar te troosten, daarna luistert hij als een fiere vader naar Fjodor als die zijn geografie-les opzegt en bereidt hem al enigszins voor op de troon. Daarna komt zijn grote monoloog - weliswaar met een paar rauwige lage noten - waarbij zijn geweten begint te knagen. De onzekerheid neemt toe in de scène met Shuisky, maar voorafgegaan door een golf van haatgevoelens die Boris hem toewerpt. Tenslotte komt de grote hallucinatiescène. Boris' angst wordt echt tastbaar en ik moest de neiging onderdrukken om niet mijn hoofd te draaien om te zien of daar niet ergens achteraan in zaal de dode Dmitri te zien was. Het was een van de meest aangrijpende bedrijven die ik ooit meegemaakt heb in eender welke opera en ze staat nu al in mijn geheugen gegrift als een legendarische vertolking.

De bezetting die rond José Van Dam verzameld was, was over het algemeen ook eerste klas. De tweede bezetting scoorde over het algemeen iets lager, met één opvallende uitzondering... vorst Shuisky. Ian Caley vond ik maar flauw, maar bij Vadim Zaplechny kwam het onderkruiperige en achterbakse veel beter tot zijn recht. Vooral in de manier waarop hij twijfel zaait in de geest van Boris (in dit geval dus Baykov) in het tweede bedrijf, merk je dat hij grotere dingen van plan is en zelf de manipulator wordt.

Naast Boris is de andere grote basrol in deze opera die van Pimen. In de eerste bezetting stak Anatolij Kotscherga met kop en schouders uit boven Alexander Kisselev in de tweede bezetting. Kisselev heeft niet die constante onderliggende bastoon en klinkt bij momenten zelfs baritonaal. Op zich zingt hij niet slecht, maar als er één rol is die om een donkere bas vraagt, dan is het Pimen wel.

Varlaam, de derde bas, werd ook beter gediend door Vladimir Matorin, dan door Robert Pomakov (ook nog een oud-Elisabethwedstrijdlaureaat). Matorin brengt veel meer leven in de herbergscène en probeert zo de wat tamme regie van Grüber toch wat op te tillen.

Grigori, oftewel de valse Dmitri, is met de geknipte Poolse akte gereduceerd tot een tweederangsrol. Vsevolod Grivnov (1e bezetting) zou ik wel wat meer hebben willen horen... wat Sergei Drobishevskij (2e bezetting) betreft, volstonden de korte interventies in het eerste en laatste bedrijf. Voor de rest waren de kleinere rollen ook goed tot zeer goed bezet. Maar het is de herinnering aan José Van Dam die me nog een tijdje zal achtervolgen.

Publicatie: vrijdag 28 april 2006 om 07:05
Rubriek: Opera