Il Grand' Inquisitor

Carolyn Sampson in Oxford

Het avondconcert vond vandaag weer plaats in de kerk van Saint John the Evangelist. De Engelse sopraan Carolyn Sampson maakte haar festivaldebuut, met Joseph Middleton aan de piano.

Ze hadden een vrij uiteenlopend programma samengesteld, maar het zwaartepunt lag in de periode rond 1900. Dat werd, net zoals in Gent vorige maand, voorafgegaan door de Haydn-cantate Arianna a Naxos en de avond werd afgerond met Strauss' Vier letzte Lieder.

Voor de pauze vertoefden we in Wenen met de vroege Schoenberg en zijn Vier Lieder (Opus 2). Het blijft verbazen hoe bangelijk dicht Sampson de perfectie benadert. In deze vier liederen exploreerde ze alle facetten van haar piano-cultuur, gekoppeld aan een loepzuivere voordracht en heldere dictie waardoor elk programmaboekje overbodig werd. Zelfs in Mahlers Das himmlische Leben - wat enigszins oneerbiedig een ratelaria genoemd zou kunnen worden - verslikt ze zich op geen enkel moment in de opsomming van alle hemelse lusten.

Na de pauze, reisden we naar het Parijs van Debussy voor zijn Chansons de Bilitis. Ook hier horen we weer een perfecte uitspraak en dictie om de verleidelijke teksten van La flûte de Pan of het erotische La chevelure overtuigend over te brengen. Koechlin heeft ook vijf Bilitis-liederen op muziek gezet. Het eerste en het laatste ervan flankeerden het Debussy-trio. Hymne à Astarté is een geweldadige invocatie, die chronologisch eigenlijk uit een later deel van de gedichtenbundels van Pierre Louÿs komt. Het laatste lied, Épitaphe de Bilitis, beschrijft de dood van Bilitis en is zodanig Debussyaans dat de overgang met Le tombeau des Naïades amper waar te nemen valt. Sampson heeft me in alle geval overtuigd om ook de Koechlin-Bilitis eens op te snorren...

Publicatie: donderdag 24 oktober 2019 om 23:07
Rubriek: Liedrecital