Il Grand' Inquisitor

Giovanna d'Arco in de Munt

Na twee creaties, staan in de Munt twee versies van Jeanne D'Arc op het programma. De eerste is de concertante Giovanna d'Arco van de jonge Verdi.

Om onduidelijke redenen behoort Giovanna d'Arco tot de zelden uitgevoerde Verdi's. Dit was pas de tweede keer dat ik de opera live hoorde, de eerste keer was met de Vlaamse Opera... ook concertant. Maar zelfs van de talloze aria's geraakt er geen enkele in het tenor-, sopraan- of bariton-repertoire. Er valt nochtans veel te genieten voor liefhebbers van cavatina's en cabaletta's... om van de koorpartijen en de bij momenten originele orkestratie nog maar te zwijgen. Een opera die nog met één been stevig in de belcantotraditie staat, staat of valt met de bezetting van de hoofdrollen. Deze uitvoering staat als een huis, dankzij het uitmuntende trio solisten dat de Munt bijeengebracht heeft. Al vragen sommige details toch nog een likje verf.

Alhoewel niets onoverkomelijks, maar dat is vooral het geval bij de Giovanna van Salome Jicia met ontbrekende trillers of een occasioneel minder mooi afgefraseerde slotnoot. Maar op expressief vlak, bevestigt ze wat ze twee jaar geleden als de Tancredi-Amenaide presteerde met bijvoorbeeld de ingetogen vertolking van de cavatina "Sempre all'alba ed alla sera" of de melancholische romanza "O fatidica foresta". In het slottrio van het tweede bedrijf schittert ze met een mooie patina op haar zilveren stem die als een zonnestraal door het orkest en het koor priemt.

Giacomo is de onvermijdelijke baritonpartij. Hij is Giovanna's vader en dat geeft Verdi de mogelijkheid om één van zijn ontroerende vader-dochter-scènes te componeren voor het begin van het derde bedrijf. Deze rol werd innemend neergezet door Dimitri Platanias. Ik was aangenaam verrast dat hij Giacomo in dezelfde lijn als zijn eerdere Rigoletto-vertolking bracht, in tegenstelling tot zijn teleurstellende Alfio. Zijn ronkend timbre en warme bariton passen beter bij Verdi dan het veristisch stemgeweld. Eén van zijn hoogtepunten was de romanza "Speme al vecchio era una figlia", met veel stijl en inleving gebracht.

En dan blijft er de tenorpartij van de koning, Carlo VII. Francesco Meli had een paar jaar geleden indruk gemaakt als Manrico in Amsterdam. Vanaf zijn eerste aria, "Sotto una quercia parvemi", zit zijn stem goed. In een oogwenk verandert hij van een robuuste spinto-klank naar een zoetgevooisde tederheid. In de reprise van de cabaletta "Pondo è letal" haalt hij zelfs nog andere vocale kleuren boven. De romanza "Quale al più fido amico" wordt ook met een oneindig legato en subtiele portamenti gezongen. Wat mij betreft, is hij een van de meest stijlvolle Verdi-tenors van het moment...

Publicatie: woensdag 16 oktober 2019 om 22:56
Rubriek: Opera