Il Grand' Inquisitor

Pelléas et Mélisande in Berlijn

"On dirait que ta voix a passé sur la mer au printemps! ... Ta voix! ta voix! Elle est plus fraîche et plus franche que l'eau!" Deze woorden spreekt Pelléas uit tijdens de grote liefdesscène van het vierde bedrijf van Pelléas et Mélisande. Ik kan geen betere en passendere woorden bedenken om de Mélisande van Véronique Gens te omschrijven.

Precies zes jaar geleden gaf Véronique Gens een memorabel recital in het Brusselse Conservatorium, waar ze onder andere Debussy's Chansons de Bilitis zong. Van die drie liederen maakte ze een mini-versie van Pelléas et Mélisande en ik hoopte toen dat ik haar ooit als Mélisande zou horen.

Dankzij de nieuwe productie in de Deutsche Oper is dat nu gelukt. En alle verwachtingen die ik had, heeft ze volledig ingelost. Een duidelijke dictie is primordiaal in deze opera en dat is uiteraard geen probleem voor haar. Maar daarnaast straalt ze ook vreugde uit in de scènes met Pelléas, is ze werkelijk bekommerd om Golaud nadat hij van zijn paard gevallen is, wil ze ook de goede stiefmoeder zijn voor Yniold, en krijgt steeds meer schrik van Golaud naarmate de opera vordert.

De Golaud van Laurent Naouri kennen we nog van in de Vlaamse Opera. Ook in Berlijn is hij weer een goede Golaud met een even voorbeeldige uitspraak als Véronique Gens, waardoor hun scènes de meeste dramatische impact hadden. Op sommige momenten - bijvoorbeeld de Absalon-scène - komt hij wel wat kracht tekort, maar voor de rest is hij een imposante, autoritaire Golaud. Zeker vanaf het moment dat hij doorheeft dat er iets gaande is tussen Pelléas en Mélisande wordt zijn uitdrukking afstandelijker en dwingender... ook tegenover Yniold.

De andere zangers staan in meer of mindere mate in de schaduw van Gens en Naouri. Richard Croft zingt een degelijke Pelléas met redelijk begrijpbaar Frans; zijn stem is ook donkerder geworden. Claire Powell is een stuk minder begrijpbaar als Geneviève. Haar briefscène zingt ze ook veel te dramatisch naar mijn zin. De Arkel van Reinhard Hagen valt daar ergens tussenin... ik was wel niet echt onder de indruk van zijn "preek" tegenover Mélisande.

Marco Arturo Marelli tekende de beste enscenering van Pelléas et Mélisande die ik tot nu toe al gezien heb. Hij ontwierp ook het eenheidsdecor van een soort betonnen bunker, dat het kasteel van Allemonde voorstelt (met in de achtergrond een kamertje waar Pelléas' zieke vader lig), met in het midden een watervlakte. Water is een constante factor in zowat alle scènes en het is daarom ook een goed idee om dit expliciet op te nemen in het decor en de regie. Zo vaart Mélisande in een bootje als ze samen met Pelléas de grot gaan verkennen waar ze beweerde haar ring verloren te hebben... hij trekt het bootje zwemmend voort.

Door planken te leggen over het water ontstaan andere ruimtes, zoals de onderaardse gewelven waarin Golaud en Pelléas afdalen. De enscenering van die scène is trouwens de enige die ik niet echt geslaagd vond. Want eenmaal beneden worden ze opgewacht door de mannen van Golaud. Dit is waarschijnlijk gedaan om de dreiging ten opzichte van Pelléas tastbaarder te maken. Maar ik vind het een onnodige toevoeging... Enerzijds omdat Golaud het heeft over de gevaren van een afgrond (en daar horen die mannen niet bij) en anderzijds omdat het decor voldoende mogelijkheden bevat om die dreiging anders weer te geven.

Naast de grote lijnen, voert Marelli ook een schitterende personenregie. Het zijn soms details die maar enkele seconden duren, maar een paar voorbeelden kunnen een en ander verduidelijken. Op het einde van het eerste bedrijf, terwijl de "Hoé" van het schip voor een sinistere achtergrond zorgen, staan Pelléas en Mélisande ongeveer vijf meter van elkaar... maar toch voel je de vonken overspringen, wat nog versterkt wordt door het orkest. Aan de andere kant van het podium staat Geneviève en je merkt dat ze weet wat er aan het gebeuren is... waarna ze de betovering verbreekt met het droge "Il est temp de rentrer". Simpel, maar zeer effectief. Een ander moment is zo mogelijk nog korter. Tijdens het liefdesduet zegt Mélisande op een bepaald moment "Je suis heureuse", maar voegt daaraan toe "... mais je suis triste" terwijl ze met haar hand Pelléas haar streelt. Slechts een beweging van een halve seconde en je weet waarom ze triest is.

De rol van Yniold wordt ook veel verder uitgewerkt dan gewoonlijk, waarschijnlijk omdat de rol niet gezongen wordt door een jongenssopraan, maar door de sopraan Sunhae Im. Gezien haar kleine gestalte kan ze perfect in het zoontje van Golaud doen geloven. Vanaf de tweede scène (met de brief van Golaud) is ze ook al aanwezig en het is duidelijk dat Mélisande niet de enige is die niet gelukkig is... zijn zelfmoordpoging is misschien wat over-theatraal, maar de boodschap is duidelijk.

Tenslotte zijn er nog twee interessante oplossingen voor problematische scènes.

Ten eerste is er de scène met de schaapsherder. Die herder komt ook in een boot voorbijgevaren met daarin de kadavers van de schapen. Dat komt weliswaar overeen met de betekenis van de zin "Parce que ce n'est pas le chemin de l'étable", maar het laat iets te weinig aan de verbeelding over. Die zin wordt trouwens door Pelléas gezongen en niet door de herder... Deze wijziging is logisch in het kader van de rest van de regie, waarbij Pelléas eerder optreedt als een grote broer voor Yniold. Maar het brengt hem ook al in stelling voor het aansluitende liefdesduet. Ik zie die schaapscène trouwens als een voorafbeelding van de volgende scène die eindigt met de dood van Pelléas. En het feit dat het net Pelléas is die die zin zingt, past helemaal in het beeld dat ik heb van dat moment.

Ten tweede... de slotscène als de dienstmeisjes opkomen. In deze enscenering passen ze totaal niet in de wereld van Allemonde. Ze dragen kleurrijke bloemetjesjurken in contrast met het zwart en grijs van de andere personages, die ook totaal niet met hen interageren. Enkel Golaud schijnt hen op te merken. Die vrouwen stappen ook in het water en nemen de overleden Mélisande - die heel de scène in het bootje ligt - mee over het water en verdwijnen achteraan in het licht als een soort engelen (ik moest onvermijdelijke aan het slot van Saint-François in Parijs denken).

Publicatie: dinsdag 2 november 2004 om 19:43
Rubriek: Opera