Il Grand' Inquisitor

Don Carlo in Straatsburg

Gisteren ging in Straatsburg Don Carlo in première in een nieuwe productie van Robert Carsen. Daniele Callegari dirigeerde de Italiaanse versie in vier bedrijven. Samen met een uitgelezen bezetting maakte deze opera - tot nu toe - tot een van de meest bevredigende voorstellingen van het jaar.


foto © Klara Beck

Zoals altijd staat Robert Carsen garant voor een intelligente en duidelijke enscenering. Alles speelt in het eenheidsdecor van Radu Boruzescu: een trechtervormige ruimte met rondom deuren en vensters, uit de vloer rijst op het juiste moment het bureau van Filippo op, doodskisten maken het onderscheid voor het klooster. Voor de gevangenis zit er enkel een ring in de vloer waaraan Don Carlo vastgeketend zit.

Alles is zwart, zowel het decor als alle kostuums, met één uitzondering... Elisabetta heeft een witte sluier in tegenstelling tot de zwarte sluiers van de andere vrouwen. Iedereen herinnert zich ongetwijfeld het paasbloemenpodium van de Carsen-Bohème. Hier doet hij iets gelijkaardigs tijdens het eerste duet van Don Carlo en Elisabetta. De hele vloer ligt dan bezaaid met witte lelies (evident gezien de Franse afkomst van Elisabetta), enkel een kruisvormig pad blijft vrij.

De eerste keer dat we Don Carlo zien, zit hij op de grond tegenover een menselijke schedel. Carsen ziet namelijk een overeenkomst met Hamlet... hun liefde voor hun respectievelijke (stief)moeder en haat voor hun (stief)vader, in beide werken speelt er zelfs een geest mee als de vader van Hamlet of de grootvader van Don Carlo.

Het onderscheid tussen kerk en staat wordt vervaagd. Alle koorleden dragen een soutane, ongeacht of ze paters zijn in San Giusto of Spaanse hovelingen. Ook Filippo wordt voor het auto-da-fé aangekleed met soutane en kazuifel... de reden zal pas op het einde van de voorstelling duidelijk worden. Elke regisseur heeft namelijk het probleem hoe hij het slot oplost. Laat ons eerlijk zijn: als een librettist of componist een deus ex machina moet bedenken (in dit geval de verschijning van de geest van Keizer Karel) om het werk af te ronden, dan is dat meestal een gemakkelijkheidsoplossing.

Carsen bereidt dit voor door de Groot-Inquisiteur een veel belangrijkere rol te laten spelen, geïnspireerd door de twee dreigementen tijdens de scène met Filippo: "doman saresti presso l'inquisitor al tribunal supremo" en "Dato ho finor due regi al regno tuo possente".

Eerst is er de executie van Posa. Het wordt een executie "come Palmieri", maar in tegenstelling tot Cavaradossi wordt Posa wel rechtgeholpen door de Groot-Inquisiteur eens Don Carlo gevlucht is. Ten tweede is er de slotscène. Nadat de frate "Il duolo della terra nel chiostro ancor c'insegue, solo del cor la guerra in ciel si calmerà!" gezongen heeft, nemen de mannen van de inquisitie Don Carlo vast en de frate schiet hem neer... nadien gebeurt hetzelfde met Filippo... en komt Posa binnen en wordt tot de nieuwe koning gekroond. Filippo's "Dunque il trono piegar dovrà sempre all'altar" blijken profetisch geweest te zijn. Het leverde Carsen een paar boe's op, maar die werden totaal overstemd.

De relatie tusen Filippo en de Grande Inquisitore is cruciaal in deze enscenering en werd dan ook bezet met twee grote bassen: Stephen Milling en Ante Jerkunica. Het zijn twee stemmen die wel vrij dicht bij elkaar liggen. Milling heeft ook een eerder vrij zwarte bas in plaats van een lyrische. Hij is een menselijke koning als hij zijn hart uitstort bij Posa, een imposante koning tijdens het auto-da-fé en een gebroken koning tijdens "Ella giammai m'amo". Jerkunica stelde lichtjes teleur en dan vooral op de momenten als hij denkt dat hij moet forceren, maar dat verengt net zijn stem.

Ik had nog nooit van Andrea Carè gehoord, maar hij is een uitstekende Don Carlo met een grote stem die ook de hoge noten moeiteloos zingt. Hij ontroert wel nooit, maar daarvoor hebben we de Elisabetta van Elza van den Heever. Al meteen in het begin - "Ahimè, spariro i di che lieto era il mio core!" - maakt haar expressie duidelijk dat ze in een liefdeloos huwelijk zit. Haar "Non pianger, mia compagna" had echter iets meer inleving mogen hebben (tijdens deze romance zien we in de achtergrond trouwens Filippo flirten met Eboli). Maar "Tu che le vanità" was fantastisch opgebouwd, al kan ze nog niet tippen aan wat een Anja Harteros met deze scène doet.

Elena Zhidkova is een Eboli met weerhaakjes in haar stem, wat zorgt voor een magistrale "O don fatal", ondanks een paar onzuivere hoge noten. Haar Sluieraria is degelijk, maar de coloraturen mochten iets lichter, nu zong ze teveel met hoofdletters. Tassis Christoyannis zie ik nog niet meteen in de grote dramatische Verdi-rollen, maar als een lyrische Posa is hij fantastisch. Hij zingt met een mooi legato en brede dynamiek en zingt ook de voorgeschreven trillers.

Publicatie: zaterdag 18 juni 2016 om 08:23
Rubriek: Opera