Il Grand' Inquisitor

Graham Johnson in deSingel

Precies twee jaar geleden gaf Graham Johnson al eens twee recital-lezingen in deSingel, over Gabriel Fauré. De volgende seizoenen gaat hij zo drie keer een lezing geven over Schubert. Deze week werd de aftrap gegeven met de twee liedcycli. Woensdag besprak hij Die schöne Müllerin en gisteren werd Winterreise onder de loep genomen.

De uitgebreidheid van zijn kennis is fenomenaal en hij kan het als een volleerde verteller overbrengen op zijn publiek, dat meer dan twee uur lang - bijna tweeëneenhalf uur in het geval van Winterreise - aan zijn lippen hing. Hij vertelt uiteraard het verhaal van de cycli, vertrekkend vanuit de gedichten van Wilhelm Müller, en zijn (of is het toch Schuberts) visie op die teksten.

Maar de hoofdbrok is natuurlijk de muzikale kant. Hij vist details op uit de partituur, die mij nog niet opgevallen waren. Zo laat hij in de laatste maat van Der Müller und der Bach horen hoe de molenaarsknecht in het water verdwijnt. In Der stürmische Morgen vertelt hij dat de toonaard - re klein - voor Schubert de toonaard van Don Giovanni is en het is dan ook niet toevallig dat de akkoorden van de Commendatore weerklinken bij "es ist nichts als der Winter" om de dreiging van de winter ten opzichte van de Wanderer uit te drukken.

In Das Wirtshaus heeft hij mij zelfs overtuigd om mijn beeld van de piano-intro en -slot te herzien. Ik beschouwde die plechtige akkoorden altijd als de geluiden van een kerkorgel die over de "Totenacker" zweven. Maar blijkbaar was het indertijd gebruikelijk in Oostenrijk dat tijdens een begrafenis een fanfare speelde op het kerkhof. Die piano-akkoorden verwijzen dan naar de trombones en andere blaasinstrumenten.

Af en toe wordt hij ook iets technischer, als hij bijvoorbeeld over de modulaties in een lied spreekt. Het meest uitgesproken is dit in Winterreise, waar Schubert de mineur-toonladders gebruikt voor het heden in de winter en majeur voor de herinneringen van de Wanderer uit het verleden. Hij raakt ook af en toe het al dan niet gebruik van de pedaal aan. Alhoewel Schubert geen specifieke aanduidingen heeft neergeschreven in de intro van Die Krähe, die de brede vleugelslagen van de kraai moeten evoceren, mag hier niet te veel pedaal gebruikt worden. Prompt laat Graham Johnson horen wat er in dat geval zou gebeuren... het lijkt meer op watermuziek.

Watermuziek is er dan weer volop in Die schöne Müllerin. Je herkent het meteen als je het hoort, maar het is vooral de onwaarschijnlijke variëteit aan water dat Schubert bedacht heeft. Wat des te duidelijker werd, toen hij even alle waterstukjes uit de verschillende liederen na elkaar speelde. Mocht er nog iemand aan twijfelen... Schubert is een genie.

Graham Johnson was uiteraard niet alleen. De liederen moeten ook gezongen worden. Hij had daarvoor de jonge tenor Robin Tritschler meegebracht. Een paar jaar geleden had ik hem al eens gehoord in Schloss Herten en was toen niet helemaal onder de indruk. De eerste dag, leek hij ook nog niet helemaal op zijn gemak te zijn in Die schöne Müllerin. Zijn stem klonk soms wat gespannen en hij duwde te veel op zijn hoge noten. Hij communiceerde wel goed met het publiek. Maar in Winterreise was hij volledig mee en liet hij een mooi gevoerde lichte tenorstem horen met de nodige kleur en interpretatieve diepgang. En dat ondanks het feit dat hij soms maar een half lied, of één strofe moest zingen.

Om te eindigen, wil ik ook Graham Johnsons eigen theorieën over de twee liedcycli niet vergeten.

Hij zoekt verbanden tussen de keuze van deze teksten en Schuberts biografie. Zo schreef hij Die schöne Müllerin toen hij pijnlijke - al dan niet zinnige - kwikbehandelingen moest ondergaan voor de syfilis die hij opgelopen had bij een of andere Weense prostituee. Schubert zou zelf met de gedachte aan zelfmoord gespeeld hebben. Johnson is er van overtuigd dat het componeren van Die schöne Müllerin een therapeutisch effect moet gehad hebben op Schubert, omdat hij op die manier de molenaarsknecht kon laten sterven en zelf overleven.

Zijn theorie over Die Leiermann is zo mogelijk nog opmerkelijker. De draailier is een eenvoudig instrument met een paar dreunende basisnoten en een paar snaren om beperkte melodietjes te kunnen spelen. De Leiermann wordt op die manier Schuberts ergste nachtmerrie omdat hij vreesde dat hij ten gevolge van zijn ziekte ook waanzinnig zou worden met beperkte mogelijkheden en niet meer zou kunnen componeren. Dit lied wordt dan de verbeelding van Schuberts angst voor de dood, of een leven zonder harmonie. Se non è vero...

Hoedanook, het waren twee fantastisch boeiende avonden met veel stof tot nadenken. Ik kijk nu al uit naar de volgende seizoenen.

Publicatie: vrijdag 21 januari 2011 om 21:34
Rubriek: Liedrecital