Il Grand' Inquisitor

Iphigénie en Tauride in de Munt

Vorige week eindigde Iphigénie en Aulide met het volledig koor vooraan op scène om het huwelijk van Iphigénie en Achille te vieren. In het begin van Iphigénie en Tauride is van dit huwelijk geen spoor meer, Iphigénie is ondertussen priesteres van de godin Diana geworden...

Iphigénie en Tauride eindigt op dezelfde manier met het koor dat zijn amfitheater verlaten heeft. Pierre Audi heeft zo nog wel meer overeenkomsten bedacht tussen de twee Iphigenies, zoals Diane als een rode draad doorheen de twee opera's. Het decor is wel min of meer gelijk met iets smallere metalen trappen die naar de loges leiden en een wit speelvlak in Tauris tegenover een zwart podium in Aulis. De twee legers zijn ook elkaars spiegelbeeld. Terwijl Agamemnon een nobele generaal is, heeft Thoas eerder dictatoriale trekjes. Agamemnon laat zich omringen door keurig geklede soldaten, Thoas' mannen zijn een zootje guerillastrijders.

De twee offers - Agamemnon die Iphigénie moet offeren in Aulis en Iphigénie die Oreste moet offeren in Tauris - vertonen ook parallellen. In beide opera's krijgen we voor het eigenlijke offer al een voorsmaakje hoe dat er aan toegaat. Principieel is het beeld telkens hetzelfde... het offer wordt omringd door zijn beulen die zich op het offer storten. In Iphigénie en Tauride is het een regelrechte slachtpartij als de vijf priesteressen, waaronder Iphigénie, op rituele manier hun handschoenen aandoen, knielen om te bidden en dan met een bijl inhakken op het slachtoffer.

Er werd geen optie genomen om ook in de twee bezettingen parallellen te trekken. Enkel Diane wordt in beide opera's door dezelfde Violet Serena Noorduyn vertolkt, al heeft ze telkens maar een handvol woorden te zingen. Werner Van Mechelen treedt ook twee keer op, als Thoas is zijn rol marginaal substantiëler dan als Arcas.

De Iphigénie op Tauris is een dramatischere rol dan haar veel jongere versie op Aulis. Aangezien Nadja Michael geen probleem heeft met een rol als Lady Macbeth, stelt Iphigénie ook geen enkel vocaal probleem. Maar net zoals in Médée, is haar Frans onherkenbaar (en dat ligt dan niet alleen aan haar licht gelispel)... wat voor een Gluck-opera die zo vanuit de tekst gedacht is, een belangrijk minpunt is.

Op dat vlak zijn de twee mannelijke hoofdrollen perfect bezet. Van Stéphane Degout weten we al langer dat hij ideaal is voor het Frans repertoire. Als Oreste combineert hij die mooie tekstprojectie met een robuust stemgeluid, dat veel virieler klinkt dan toen hij bijvoorbeeld Pelléas zong. Maar een echte revelatie is de Pylade van Topi Lehtipuu. Een paar jaar geleden, was ik nog niet echt overtuigd van zijn Tamino. Ondertussen is de stem van deze Australische Fin een toonbeeld van Franse elegantie geworden.

Volgende maand kunnen we met Strauss' Elektra in detail zien en horen wat er allemaal met Iphigénies familie gebeurde in de periode tussen Aulis en Tauris.

Publicatie: donderdag 10 december 2009 om 19:58
Rubriek: Opera