Il Grand' Inquisitor

Le roi Arthus in De Munt (1/2)

Honderd jaar geleden - op 30 november 1903 om precies te zijn - werd Chaussons enige opera Le roi Arthus gecreëerd in De Munt. Hij was er zelf niet meer bij aangezien hij vier jaar eerder omgekomen was in een onnozel fietsongeluk. En nu staat de opera hier weer... in een heel abstracte enscenering van Matthew Jocelyn en met een dubbele bezetting, waarvan ik gisteren de tweede bezetting hoorde (de eerste cast is voor volgende week).

Het decor - voor zover er van een decor sprake kan zijn - baadt in duisternis. Het enige licht is afkomstig van een paar welgemikte spots en in sommige scenes zijn er achteraan ook vensters waarvoor ze inspiratie gevonden hebben in Middeleeuwse glasramen. Deze benadering plaatst de zangers in het centrum van de aandacht en het zijn zij die de opera moeten dragen.

Het grote overwinningsfeest waarmee de opera begint, komt wat vreemd over. Het koor staat opgesteld als in een concert met daarvoor drie "pupiters" met een partituur voor Arthus, Mordred en Lancelot. Men krijgt even het gevoel dat het een concertante voorstelling gaat worden... tot het koor halverwege de eerste scene opensplijt en Genièvre naar voor schrijdt met een kelk, waarmee ze Lancelot te drinken geeft.

Voor wie het nog niet begrepen had: Chausson was een grote bewonderaar van Wagner en dit detail is dan ook geen toeval. Ook verder in de opera, zoals de liefdesscène van Lancelot en Genièvre, komen verwijzingen naar Tristan en Isolde voor. Alhoewel ik - voor wat de verhaallijn betreft - soms meer aan Pelléas en Mélisande moest denken. Debussy, die goed bevriend was met Chausson, componeerde zijn opera in dezelfde periode. Het kan niet anders dat Chausson op de hoogte was van Debussy's werk. Net zoals hij ook Maurice Maeterlinck kende; getuige zijn liedcyclus Serres chaudes.

Het tweede bedrijf bestaat eigenlijk uit twee grote "duetten". In het eerste tafereel overtuigt Genièvre Lancelot om haar naam te zuiveren tegenover Arthus, ook al betekent dit dat Lancelot hiervoor moet liegen. In het tweede tafereel zien we koning Arthus zitten op een troon, zoals een Angelsaksiche versie van Boris Godunov of Filippo II, overgeleverd aan twijfel. Bij de verschijning van Merlin en diens onthullingen stort heel zijn wereld in. Deze verschijning gebeurt aan de hand van videoprojecties van het gezicht van Merlin, gezongen door Olivier Lalouette, in close-up. Merlin zelf zit in de orkestbak. Dit is ongetwijfeld de sterkste scene van de hele avond... alleen spijtig dat op het einde van die scene een groot paard oprijst uit de grond, wat enigszins belachelijk overkomt.

In deze twee taferelen moeten de zangers het beste van zichzelf geven. In het geval van Hélène Bernardy lukt dit maar gedeeltelijk. In de laagte verdwijnt haar stem soms in het orkest en de hoogte is soms nogal schreeuwerig. Ze ontwikkelt wel in crescendo alsof ze alles opspaart tot het laatste bedrijf.

Klaus Florian Vogt, die vorig seizoen nog een indrukwekkende Florestan in Antwerpen was, schittert op elk vlak als Lancelot. Hij heeft een oneindig mooie stem die homogeen klinkt over het hele bereik, met een licht baritonale klank... ook op zijn Franse uitspraak is niets aan te merken. Hij is dan ook een heel overtuigende Lancelot.

Iets minder overtuigend is de Arthus van Andrew Schroeder. Zijn stem is een maat te klein voor de rol. Vooral in de eerste scene - ze hebben net de Saksen verslagen - moet hij toch heroïsch overkomen. Hij lijkt heel veel moeite te doen, maar zijn stem vult niet echt de zaal zoals het zou moeten. Hij had ook veel meer uit zijn "twijfelmonoloog" kunnen halen. Het is een heel expressieve scene waar een echt grote stem, die ook doordrongen is van het Franse idioom, heel veel mee kan doen. Stel je gewoon voor dat iemand als José van Dam die scene zou zingen...

Maar afgezien van deze bemerkingen is het een voorstelling die elke rechtgeaarde operafan zou moeten zien.

Wordt vervolgd...

Publicatie: donderdag 23 oktober 2003 om 17:46
Rubriek: Opera