Il Grand' Inquisitor

Médée in de Munt

Je kan deze dagen de radio of televisie niet opzetten, noch een krant of tijdschrift openslaan, of je wordt wel om de oren geslagen met beelden en getuigenissen van de Expo '58. De Munt speelt daar ijverig op in door in de nieuwe productie van Médée ook de nostalgische toer op te gaan.

Op de dode momenten van de voorstelling, met name voor de voorstelling en tijdens de pauze, worden retro amateurfilmpjes geprojecteerd op het brandgordijn en klinkt er sixties-muziek op de achtergrond. De regisseur Krzysztof Warlikowski heeft in de recente productie van Parsifal in Parijs ongeveer hetzelfde gedaan om het publiek in een bepaalde sfeer te brengen. De videobeelden die voor het begin van de voorstelling geprojecteerd worden, zijn vakantiefilms of beelden van huwelijksfeesten waarmee verwezen wordt naar de idyllische "wat voorafging" van Jason en Médée. Tijdens de pauze, vlak voor Médée haar twee zoontjes vermoordt, zijn het beelden van spelende kinderen of communicantjes.

Dit is nog maar de tweede productie die ik zie van Warlikowski, maar er begint zich wel al een patroon af te tekenen. Naast het gebruik van video, is er voor Médée ook weer een decor gemaakt met trappen, van waarop het koor neerkijkt op het gebeuren. In Parijs draaide het decor rond, in Brussel beweegt het naar voor langsheen een glazen wand met potten chrysanten, waartussen een pietà gemaakt is met poppen. Het christendom lijkt ook een fixatie te zijn van Warlikowski. Er is weer een priester met kazuifel, die in dit geval het huwelijk inzegent van Jason en Dircé, en de engeltjes die aan het eerste balkon hangen, hebben een oplichtend aureooltje.

Ook in Médée is de algemene indruk er één van modernisering van het verhaal, zonder het libretto veel geweld aan te doen. Een belangrijk nadeel van de enscenering is echter dat er zich veel tegen de linkerwand afspeelt. Als je pech hebt, zoals ik, en op een van de linkerbalkons zit, dan mis je pakweg een derde van de hele voorstelling.

De Munt heeft gekozen om de Franse opéra-comique-versie van Médée uit te voeren, met naar modern Frans herschreven dialogen. Dat verklaart waarschijnlijk waarom Les Talents Lyriques en Christophe Rousset in de orkestbak zitten. Maar ze hebben blijkbaar geen zangers kunnen vinden die het genre meester zijn, want ze moeten zich behelpen met microfoons om de gesproken teksten hoorbaar te maken. Die inbreuk op het genre maakt dat de dialogen botsen met de muziek, dat het allemaal onnatuurlijk klinkt, er geen expressie zit in de teksten (tenzij je onverstaanbaar gefluister expressief vindt) en er nooit spanning opgebouwd wordt. In die omstandigheden hadden ze beter voor de Italiaanse versie met recitatieven gekozen.

Nadja Michael zingt Médée met een klok van een stem, maar in schabouwelijk Frans waar geen woord van te begrijpen is. Kurt Streit is beter verstaanbaar, en zingt ook een goede Jason, alhoewel met hier en daar wat kleine uitglijders. Philippe Rouillon als Créon is weer een toonbeeld van hoe Frans gesproken en gezongen moet worden. Virginie Pochon zong een mooie Dircé, alhoewel ze wat te soubrette-achtig klinkt. Maar alles bij elkaar vond ik het een redelijk teleurstellende voorstelling. Er blijft bitter weinig van hangen, noch op muzikaal, noch op scenisch vlak.

Publicatie: vrijdag 18 april 2008 om 11:43
Rubriek: Opera