Il Grand' Inquisitor

Jephta in het PSK

Gisteren speelde Opera Fuoco onder leiding van David Stern Handels laatste oratorium Jephta in het PSK, in een slechts voor twee derde gevulde zaal.

Jephta is het verhaal van Jephta die in ruil voor een overwinning tegen de Ammonieten aan God beloofd om de eerste mens te offeren die hij na de veldslag tegenkomt. Dat blijkt uiteraard zijn dochter Iphis te zijn. Maar gelukkig verschijnt plotseling een engel die gratie verleent als Iphis de rest van haar leven aan God wijdt.

Opera Fuoco is een orkest dat op oude instrumenten speelt, die om de twintig minuten herstemd moeten worden. Dat haalt meteen een deel spanning uit de voorstelling en zorgt ook voor veel vertraging. Om te zorgen dat de avond niet te lang zou worden, werd vooral in het derde bedrijf duchtig geknipt. Zowat alle aria's die na de verschijning van de engel komen, werden weggeknipt... zodat op een paar recitatieven na meteen overgegaan werd tot het slotkwintet en -koor.

Paul Agnew zong Jephta met een honingzachte stem en met schijnbaar oneindige adem. Op het moment dat hij zijn eed zweert, balt hij vocaal zijn stem en zingt hij met een nadruk die aangeeft dat er iets belangrijks aan het gebeuren is. Die tekstinleving is vooral in zijn recitatieven onmiskenbaar, maar soms maakt hij het ook allemaal wat te mooi. De aria "His mighty arm", nadat hij de veldslag gewonnen heeft, kan bijvoorbeeld heel wat meer uitzinnige vreugde verdragen. En als hij met "Open thy marble jaws" zijn wanhoop zou moeten uitdrukken omdat hij zijn dochter moet offeren, is er enkel mooi gezang te horen. Het is wachten tot het da capo van die aria vooraleer de emotie toeslaat en ik een krop in de keel kreeg.

Storgè, Jephta's vrouw, heeft een verschillende emotionele en trieste aria's te zingen. Guillemette Laurens valt overwegend zwak uit. Haar eerste aria "In gentle murmurs will I mourn", enkel begeleid met blokfluit en basso continuo, zingt ze nog mooi introvert. Maar de dramatischere aria's lukken niet echt. Voor "Scenes of horror" ontbreken haar de lage noten, waardoor de dramatiek de mist ingaat. Ook in "Let other creatures die" probeert ze met pseudo-dramatisch gezucht haar verdriet uit te drukken.

Ik was daarentegen wel gecharmeerd door de Daphné Touchais, die een ontroerend mooie Iphis zong. Ze heeft een frisse stem, die perfect door de zaal zweeft. Haar coloraturen hebben soms wel weinig glans of warmte. Maar ze heeft "dat iets", waarmee ze rechtstreeks mijn hart raakt. Zoals het moment dat ze berust in haar toekomstige dood, 'For joys so vast too little is the price of one poor life' was hartverscheurend. Ze is ook een zanger die bijna nooit naar haar partituur kijkt. Ze leeft zich in haar rol in, door te reageren op wat de anderen zingen. Als Jephta haar met "Horror, confusion" wegstuurt, wijkt ze terug en gaat ze traag terug op haar stoel zitten. Het zijn maar kleine dingen, maar het voegt wel een extra dimensie toe aan haar vertolking.

Louise Innès zong de rol van Hamor, de geliefde van Iphis. Zij heeft geen bijzondere stem, maar zingt wel correct. Zebul, de broer van Jephta, werd wel goed gezongen door Alan Ewing. Zijn stem heeft een holle galmende klank, die meteen plechtstatig klinkt. Zijn bubbelend timbre doet me in de coloraturen wat aan een voor-historische bas als Malcolm McEachern denken.

Publicatie: dinsdag 27 november 2007 om 21:15
Rubriek: Oratorium