Il Grand' Inquisitor

Rinaldo in Antwerpen

Voor hun jaarlijkse barokopera heeft de Vlaamse Opera gekozen voor Handels Rinaldo in een productie van Nigel Lowery en Amir Hosseinpour. Opernwelt had deze productie in 2003 uitgeroepen tot 'Operninszenierung des Jahres'. Dat moest dus wel goed zijn, moeten ze gedacht hebben... maar dan hebben ze blijkbaar geen rekening gehouden met de "smaak" van de Duitse operacritici.

Nigel Lowery toont zich als behorende tot het soort regisseurs die geen vertrouwen hebben in de muziek. Elke aria moet verlevendigd worden met niet ter zake doende extra's... dansende cheerleaders, dansende priesters en koorknapen, fladderende vogeltjes, dansende sirenes, gezeul met een videocamera, poppenkasteffecten, een aggressief reuzekuiken, een neerdalende madonna, ... Gelukkig kan hij zich wel min of meer beheersen tijdens de ingetogen aria's zoals "Cara sposa".

Maar een gevoel van plaatsvervangende schaamte bekruipt me bij deze enscenering die amper het niveau van platvloers schooltoneel overstijgt. Het is een productie die enkel met het verstand op nul kan geapprecieerd worden. Als dit het beste van 2003 was, dan vraag ik me af wat voor verschrikkelijke dingen die recensenten nog gezien hebben... of nee, ik wil het eigenlijk niet weten. Ik moet er wel bij vertellen dat ik, om persoonlijke redenen, het derde bedrijf niet heb kunnen zien. Misschien dat daarin de 'clou' zat ?

Het vuurwerk had dan van de zangers moeten komen. Het ongeluk wil echter dat Christine Rice al gedurende de hele reeks Antwerpse voorstellingen met een keelontsteking zit. Ze acteerde en playbackte weliswaar op het podium, maar ze werd vocaal vervangen door ene Diana Moore in de orkestbak. Ze stond rechts van de dirigent Andreas Spering en keek daardoor constant naar links, waardoor ze met haar rug naar de helft van de zaal stond te zingen. Echt bevorderlijk voor de balans is dat niet, temeer daar ik in de "verkeerde" helft van de zaal zat. Ik begrijp niet waarom ze haar niet aan de zijkant van de scène gezet hebben zodat ze recht de zaal zou kunnen inzingen. Dan zou ook de balans met de andere zangers iets natuurlijker geweest zijn. Maar voor zover ik haar kon horen, deed ze het behoorlijk.

De andere zangers waren er gelukkig wel, in de eerste plaats Olga Pasichnyk als Rinaldo's geliefde Almirena. Haar eerste aria "Combatti da forte" was nog zwak, maar haar bekende aria "Lascia ch'io piango" was wel aangrijpend mooi. Dit was ook een van de spektakelvrije momenten. Aangezien ze op dat moment de gedaante van een zeemeermin (!) had, kon ze ook niet veel anders doen dan stilzitten. De "slechte" Armida werd vertolkt door Inga Kalna. Vooral haar aria "Vo' far guerra" op het einde van het tweede bedrijf blinkt uit door dramatische inleving... spijtig dat de "Jekyll and Hyde"-regievondsten tijdens die aria vooral uitblonken door smakeloosheid, belachelijkheid en langdradigheid.

Zoals meestal in barokopera's staat er ook een hoop contratenors mee te zingen. In deze opera zijn het er drie... en dat zijn er voor mij minstens twee teveel. De broers Goffredo en Eustazio - het zit precies in de familie - worden respectievelijk gezongen door Nicola Marchesini en Philippe Jaroussky. Ik begrijp dat men toonhoogte verkiest boven dramatische geloofwaardigheid, maar ik hoop nog altijd dat iemand eens het lef heeft om die castraatpartijen een paar oktaven te transponeren en ze door een bas te laten zingen. Dan zou Robert Gierlach (Argante) tenminste niet de enige mannelijk klinkende zanger op de scène zijn.

Publicatie: woensdag 25 mei 2005 om 17:10
Rubriek: Opera