Il Grand' Inquisitor

Stiffelio in Aken

De grotere operahuizen negeren nog altijd Stiffelio, maar gelukkig vullen de "kleinere" huizen dat gat op. In een ver verleden was hij te horen in Luik, een tiental jaar geleden stond Verdi's opera nog op het programma van Mönchengladbach... en nu speelt hij in Aken.


Lina, Stankar (foto © Marie-Luise Manthei)

Ingeklemd tussen Luisa Miller en Rigoletto behoort Stiffelio, wat mij betreft, tot een belangrijke Verdi-opera, met ook een interessant verhaal. Stiffelio ontdekt dat zijn vrouw Lina een verhouding heeft (gehad) met Raffaele. Hij wordt dan verscheurd tussen zijn wraakgevoelens als echtgenoot en de vergevingsgezindheid van de predikant. In de dramatische confrontatie van het derde bedrijf scheidt hij van Lina, en haar vader Stankar doodt Raffaele. Dat alles wordt overgoten met prachtig meeslepende Verdiaanse muziek.

De regisseur Ewa Teilmans plaatst de handeling in een eenheidsdecor van Andreas Becker. De zijwanden zijn van glas waardoor de gemeenschap binnenkijkt in het leven van Stiffelio en Lina. De achterwand gaat regelmatig open in vier kwadranten, waardoor een kruisvorm ontstaat, en waar bijvoorbeeld herinneringen van Lina verschijnen. Een opvallend beeld is dat van een Lina-figurante met een kleine witte doodskist in haar armen. Teilmans wil hiermee misschien suggereren dat ze een overleden kindje hebben - vergelijkbaar met de situatie in Il tabarro - en dat de eenzaamheid die daardoor ontstond haar in de armen van Raffaele dreef terwijl Stiffelio door Tirol trok om te preken. Op dat achterpodium zien we in de slotscène ook (de dode) Raffaele staan bij een kruis; na zijn bijbellezing stapt Stiffelio in dat tableau en omarmt hem om hem te vergeven.

Een minder geslaagd idee was de geënsceneerde ouverture. We zien Raffaele in een bad liggen terwijl hij champagne drinkt. Tijdens het eerste deel zien we Stiffelio hem langs achteren besluipen om hem te vermoorden... of toch weer niet. De rest van de ouverture wordt de overspelige relatie met Lina uitgebeeld. Het zou kunnen werken, maar de zangers zijn geen overtuigende acteurs waardoor het wat knullig overkomt. Vlak voor de slotscène wordt er ook een ombouwpauze ingelast, waardoor de continuïteit verbroken wordt en wat het slot scenisch minder sterk maakt.

De titelrol werd gezongen door Mickael Spadaccini, een Belgische tenor met Italiaanse wortels. Hij zingt met een stralende stem, veel opwindende squillo en trefzeker stijlgevoel. Dit past allemaal perfect bij zijn wraakgevoelens als Otello-prototype. De verscheurdheid komt iets minder tot uitdrukking al brengt hij wel een genuanceerde bijbellezing. Larisa Akbari was een lichtgewicht-Lina. Haar stem neigt meer naar een Gilda in plaats van een Trovatore-Leonora. Die lichtheid werkt wel redelijk goed in haar gebed "A te ascenda". Maar ze pompt haar stem ook wel op tot donker-dramatische proporties, waardoor haar hoogte dan weer aan kleur verliest.

Benjamin Bevan was de zwakke schakel in de bezetting. Zijn Stankar heeft wel een paar goede momenten, maar zijn intonatie is te onbetrouwbaar om comfortabel te zijn. Zo klonk hij in zijn aria "Lina, pensai che un angelo" wel als een Verdi-bariton, maar in de cabaletta "Oh gioia inesprimibile" gingen zijn intervalsprongen alle richtingen uit en landde hij te vaak naast de gewenste toon. Raffaele is een vrij beperkte rol, maar werd goed gezongen door Yu Shao. Zijn tenor is een stuk lyrischer en donkerder geworden in vergelijking met toen hij acht jaar geleden deelnam aan de Elisabethwedstrijd. Ivo Stanchev zong Jorg met een mooie, sonore zwarte bas.

Publicatie: vrijdag 30 december 2022 om 10:33
Rubriek: Opera