Il Grand' Inquisitor

Ilker Arcayürek in Hohenems

Zoals eerder al gemeld, wil de Schubertiade dit jaar al Schuberts Lied-opera opvoeren. Het recital van Ilker Arcayürek en Simon Lepper gisteren was het eerste recital deze week dat in die reeks paste.


(foto © Schubertiade Hohenems)

Ik moet vooraf zeggen dat ik geen hoge verwachtingen koesterde voor dit recital. Arcayürek heeft me eerder maar matig kunnen overtuigen. Recent zong hij bijvoorbeeld nog een teleurstellende Ariel in Antwerpen. Op technisch vlak is hij nog altijd niet de beste tenor met - zeker de eerste helft van het recital - beperkte stemprojectie, weifelende hoogte en problematische registerovergang met een paar (bijna) gekraakte noten. Maar op interpretatief vlak is hij wel gegroeid, met een betere dynamiek, meer kleur en een goede expressiviteit.

Er stonden drie opusnummers op het programma. Het recital begon met de drie liederen van het Opus 20. Het zijn drie liefdesliederen, opgedragen aan Justina von Bruchmann (die op dat moment verloofd was met Schober). We hoorden passionele uitvoeringen van Sei mir gegrüsst en Hänflings Liebeswerbung. Je kan ze zien als een proloog op de rest van het programma dat opgebouwd was rond het Opus 38, Der Liedler, en het Opus 12, de bekende Harfenspieler-Lieder. De andere liederen waren toegevoegd om een groter verhaal te vertellen van een rondtrekkende harp-spelende muzikant.

Der Wanderer an den Mond was de start, vertolkt met een goede "heimatlose" Sehnsucht. Aanvankelijk speelt onze muzikant nog luit, getuige een zoete An die Laute. In Im Abendrot kan je met een beetje fantasie al een harp herkennen in Leppers piano. Der Liedler is een romantische ballade op een tekst van Josef Kenner, een klasgenoot van Schubert. In 17 strofen horen we het verhaal van de minstreel die verliefd is op de edele Milla en haar redt van een weerwolf door ermee te pletter te storten in een diepe ravijn. De jonge Schubert leeft zich uit in het componeren van een kleurrijke pianobegeleiding, al komt ze minder geïnspireerd over dan wat hij bijvoorbeeld in Der Taucher klaarspeelde. Aracayürek komt over het algemeen vrij vlak over, maar vindt wel op tijd de robuuste stem als de minstreel als ridder ten strijde trekt, of steekt hij een dramatisch tandje bij voor het gevecht met de weerwolf.

De minstreel verrijst als Harfenspieler. In Wer nie sein Brot mit Tränen ass blijft Arcayürek wat op de achtergrond, vooral het slot - "denn alle Schuld rächt sich auf Erden" - mocht wat meer beet hebben. Hij drukte wel perfect de treurnis van de bedelende Harfenspieler uit in An die Türen will ich schleichen. Nachtstück was een passende, en mooi gezongen, epiloog. Voor de bisnummers maakten ze eerst een uitstapje naar Wolf en Anakreons Grab als een mooie afronding van de hele minstreelsaga, om tenslotte af te ronden met Schuberts Der Jüngling an der Quelle en Nacht und Träume.

Publicatie: zaterdag 8 oktober 2022 om 15:16
Rubriek: Liedrecital