Il Grand' Inquisitor

Armida in Bad Wildbad

Het Rossini-festival in Bad Wildbad heeft dit jaar drie Rossini-opera's op het programma staan. Het begon voor mij gisteren in de Trinkhalle met een concertante Armida... bekend en berucht omwille van zijn zes tenorpartijen.

Omwille van die bezettingsuitdaging kom je deze Rossini-opera niet zo vaak tegen, al heeft de Vlaamse Opera Armida een paar jaar geleden wel eens opgevoerd, weliswaar in een productie om snel te vergeten.

De opera speelt zich af tegen de achtergrond van het beleg van Jerusalem door de kruisvaders, aangevoerd door Godfried van Bouillon (Goffredo). Hun overleden leider Dudon wordt opgevolgd door Rinaldo, tegen de zin van Gernando. Het komt tot een duel tussen de twee rivalen waarbij Rinaldo Gernando doodt. Hij vlucht samen met Armida naar haar Gelukseiland waar "tutto spira d'Armida all'aspetto pace, amore, diletto, amistà". Twee paladijnen, Carlo en en Ubaldo, dringen Armida's toverwereld binnen en kunnen Rinaldo overtuigen om terug te keren. Een wraakzuchtige Armida blijft alleen achter...

De voorstelling begon met tien minuten vertraging omwille van een onweer dat net voor het begin losbarstte (de Trinkhalle is akoestisch niet zo goed geïsoleerd van de buitenwereld), maar vooral omdat de voorstelling opgenomen werd voor de Rossini-collectie bij NAXOS.

José Miguel Pérez-Sierra dirigeerde het Filharmonisch Koor en Orkest van Krakau in een vrij volledige uitvoering. Enkel het koor "Quell'astro mattutino" waarmee Armida haar intrede doet, werd geknipt. Ook het volledige ballet werd uitgevoerd... wat voor mij niet hoefde, aangezien het de hele handeling pakweg een half uur ophoudt. Maar het is wel leuke muziek aan het einde van een schitterend tweede bedrijf dat met dramatische Furiën begint en eindigt met liefelijke nimfen (muziek die me trouwens deed denken aan het laatste bedrijf van Falstaff).

De zes tenors in de bezetting hebben elk hun eigen kleur en temperament. Moisés Marin heeft voor Goffredo de meest "typische" Rossini-tenorklank in petto met priemende stratosferische noten. Patrick Kabongo zingt Gernando met een zachtere tenor vol prachtige houtkleuren en moeiteloze loopjes in "Non soffrirò l'offesa", al klonk zijn topnoot wat dun. Voor het duel met Rinaldo vindt hij de nodige dramatiek in zijn stem en nu stralen zijn topnoten wel mooi. Bij de twee paladijnen viel vooral Chuan Wang op als een stevige Carlo, terwijl César Arrieta wat meer op de achtergrond bleef als Ubaldo. Ze zongen samen met Michel Angelini, alias Rinaldo, het drietenorentrio "In quale aspetto imbelle". Het is vooral in dit trio en in de drie duetten met Armida dat Rinaldo zich profileert. Angelini heeft een spectaculaire stem, robuust in het duel met baritonale lage noten, maar ook teder in het eerste liefdesduet "Amor, possente nome". Ook zijn hoge noten zitten goed, al lijken die wat los te staan van de rest van zijn stem.

Ik vond Ruth Iniesta a priori een verrassende keuze voor de Colbran-partij van Armida. Ik heb haar een paar keer gehoord in pure sopraanpartijen, met ook rollen als Gilda, Lucia of Micaëla op haar repertoire... terwijl ik eerder een mezzo zou verwachten. Maar Iniesta beschikt over een breed bereik en een overdaad aan kleuren. Haar bravoure en virtuositeit spreidt ze ten toon in "D'Amor al dolce impero" waarbij elke volgende strofe nog wat meer spektakelgehalte heeft. Het einde van de opera, "Se al mio crudel tormento", is een atypische Rossini-finale. Geen groot rondo, maar een dramatische scena waarin Armida, als "barbara tigre ircana", haar twijfel tussen liefde en wraak kan botvieren in "Dove son io... Fuggi" met een wraaklustige conclusie. Een ware triomf.

Publicatie: donderdag 21 juli 2022 om 09:55
Rubriek: Opera