Il Grand' Inquisitor

Andrè Schuen in Schwarzenberg (bis)

Na zijn overweldigende Müllerin drie dagen geleden, was Andrè Schuen deze morgen terug in Schwarzenberg. Deze keer als onderdeeltje van een kamermuziekconcert met Quatuor Diotima dat volledig aan Schubert gewijd was.


foto © Schubertiade Schwarzenberg

Quatuor Diotima opende het concert met het zonnige Strijkkwartet Nr. 9 (D173), een vroeg kwartet uit Schuberts liedjaar 1815. Ook uit 1815 stamt één van Schuberts eerste liedmeesterwerken... Erlkönig. En het is hier dat Schuen op het voorplan trad. De liederen werden uitgevoerd in een bewerking voor strijkkwintet (contrabassist Yann Dubost vervoegde het kwartet) van Raphaël Merlin. Merlin is de cellist van het Quatuor Ebène, dat een aantal van deze liedbewerkingen ook opgenomen heeft voor Erato met Matthias Goerne als zanger.

Het was misschien nog wat vroeg op de dag voor een bariton, maar de verschillende Erlkönig-stemmen gingen Schuen nog niet zo goed af. De vader kreeg wel een donkere stem, de Erlkönig klonk verleidelijk, maar er was weinig onderscheid tussen de verteller en het stervende zoontje. Maar voor het tweede lied, Der Jüngling und der Tod, had hij zijn stem wel volledig onder controle en eindigde de eerste strofe van de Jüngling met een onheilspellende "ich lächle dir, o Knochenmann" en weer een onwezenlijk pianissimo voor "O komm". De Dood klonk perfect kleurloos en hol als hij de jongeling lokt met "ich will mich deiner Qual erbarmen".

De twee volgende Knaben-liederen begonnen iets lichter met Das Lied im Grünen, wat een dansant karakter kreeg, vooral tengevolge van de pizzicatobegeleiding van de contrabas. Atys is een van de Mayrhofer-Antikenlieder. Het is de vrij dramatische vertelling van Attis en de moedergodin Cybele. Schuen drukt met "kein Gott will sich hülfreich erzeigen" op aangrijpende wijze de ontgoocheling van Atys uit. Auf dem Wasser zu singen was minder overtuigend, vooral omdat de strijkersbegeleiding iets te opdringerig overkwam en niet echt het zwoele barcarolle-gevoel weergaf.

Zo net voor de pauze kon het publiek Schuen nog tot een bisnummer bewegen. In Die Götter Griechenlands konden we weer genieten van zijn fantastisch mezza voce. Na de pauze volgde nog het grote Octet (D803).

Publicatie: zaterdag 1 september 2018 om 14:42
Rubriek: Liedrecital