Il Grand' Inquisitor

Pelléas et Mélisande in Antwerpen

Pelléas et Mélisande behoort tot mijn absolute lievelingsopera's en ik keek dan ook vol verwachting uit naar de nieuwe productie bij Opera Vlaanderen. Het is een visueel mooie productie geworden, maar vocaal bleef ik toch enigszins op mijn honger zitten.


Pelléas, Mélisande (foto © Annemie Augustijns)

Ze hebben een volledig on-Franse bezetting bijeengebracht. Op zich hoeft dat geen probleem te zijn, maar in dit geval is het verre van ideaal in een sterk tekstgebaseerde opera als Pelléas. Er wordt weliswaar vrij goed Frans gezongen, maar er is een opeenstapeling van kleine foutjes... gaande van fout uitgesproken woorden, klemtonen die verkeerd gelegd worden of ongelukkige geplaatste pauzes waardoor het geheel weinig idiomatisch klinkt. En dat komt bij zo ongeveer alle zangers voor.

Ik had vooral problemen met de Golaud van Leigh Melrose. Hij heeft natuurlijk het nadeel dat hij moet opboksen tegen mijn herinneringen van onovertroffen Golauds als José Van Dam of Laurent Naouri. Hij heeft een vrij kleine stem, wat hem af en toe in problemen brengt. Vooral in de kelderscène met Pelléas is hij vrij ongeloofwaardig en slaagt hij er niet in om enige dreiging in zijn stem te leggen. Hij doet wel veel pogingen om veel kleur te gebruiken, maar het komt vaak over als een nummertjeskleurboek en niet als een geïntegreerde tekstvertolking.

Jacques Imbrailo heb ik al eerder als Pelléas gehoord in Essen. Hij is een bariton-Pelléas die het stilaan moeilijk krijgt met de bovenkant van de tessituur van de partij. Bijvoorbeeld in de liefdesverklaringsscène met Mélisande moet hij zijn hoge noten te veel onder druk zetten, waardoor het niet meer mooi klinkt. Mari Eriksmoen kende ik tot nu toe als de Jacobs-Blonde. Ze zingt een degelijke Mélisande met een ruime stem. Bij momenten lijkt ze het mysterie van Mélisande te doorgronden, maar er is nog heel veel ruimte voor verdere ontwikkeling.


Mélisande, Golaud (foto © Rahi Rezvani)

Ik vermoed dat de meerderheid van het publiek vooral uitkeek naar wat het productieteam - bestaande uit Sidi Larbi Cherkaoui, Damien Jalet en Marina Abramovic - bedacht heeft. Voor het scènebeeld zijn ze uitgegaan van de talloze verwijzingen in het libretto naar open of gesloten ogen, zien of niet zien. Dat idee concretiseert zich in een bolvormig decor dat de binnenkant van een oogbol voorstelt, met achteraan een opening als de pupil. Die pupil dient onder andere als de kamer van Mélisande of de vuurtoren waaruit een licht zwiept. Verder staan, liggen of hangen er gigantische zoutkristallen die soms als zuil dienen, soms als bed, maar ook fallische connotaties oproepen tijdens de torenscène. De cirkelvormige vloer blinkt waterachtig en heeft extra helling meegekregen.

Die helling is waarschijnlijk nodig om de dansbewegingen van de zeven dansers beter te kunnen zien. Sidi Larbi Cherkaoui is een choreograaf die zijn dansers vaak op de grond laat kronkelen. Soms volgen de dansers gewoon de zangers als een weerspiegeling in het water, vaak ontgaat me de bedoeling of is het zelfs totaal overbodig zoals in de Geneviève-scène. Ik betwijfel trouwens of al die grondoefeningen voor iedereen even zichtbaar zijn. Het is één van die producties waarbij je volgens mij beter op een balkon zit dan parterre.

Een van de mooiste vondsten vond ik de scène van Yniold en de schaapherder. De scène is een buitenbeentje in de opera en in deze productie. Bij de tekst "cette pierre est lourde [...] plus lourde que tout le monde" is het geen al te grote sprong om daar een parallel met Atlas in te herkennen. We zien de dansers op de grond liggen en een grote gouden bol doorgeven, bij elke pose moet ik aan de talloze Atlas-standbeelden denken. Op het einde komen de dansers samen en verstrengelen hun lichaam tot een staander voor die bol waarop Yniold plaatsneemt.

Een ander efficiënt gebruik van de dansers is in de scène van de gewonde Golaud en Mélisande. De bovenlichamen van de dansers dragen een soort harnas en volgen Golaud als een schaduw waardoor hij nog indrukwekkender lijkt tegenover Mélisande. Anderzijds zijn er ook een paar scènes die minder geslaagd zijn. Van de kelderscène gaat geen dreiging uit, de ontsnapping van Pelléas wordt dan weliswaar uitstekend in het orkest uitgebeeld, maar krijgt geen scenische tegenhanger. Ook in de scène van Yniold en Golaud als ze Mélisande bespieden ontbreekt de nodige spanning.

Tenslotte worden ook lange zilveren draden gebruikt. In de eerste scène evoceren ze een web/bos waarin Golaud verstrikt is. Een opvallende parallel wordt getrokken met de torenscène als Pelléas ook verstrikt geraakt in Mélisandes haar/web... wat Mélisande dan meteen tot de eerste protagonist van deze productie maakt.

Publicatie: zaterdag 3 februari 2018 om 10:40
Rubriek: Opera