Il Grand' Inquisitor

Siegfried in Luik

De Opéra Royal de Wallonie vervolgt hun eerste Ring-cyclus met Siegfried. Het hoofddoel van het project is vooral het verhaal vertellen, aangezien het Luikse publiek - naar verluidt - niet echt vertrouwd is met Wagners werk. En vooral in het eerste en tweede bedrijf wordt het publiek het handje vastgehouden door middel van realistisch aandoende decors. Alleen in het derde bedrijf heerst het minimalisme en wordt voor de laatste scene weer gebruik gemaakt van... "de schuif".

Maar dat betekent niet dat het libretto slaafs gevolgd wordt. In de openingscene zien we bijvoorbeeld Wotan - die zijn scharlaken mantel ondertussen ingeruild heeft voor een grijze zwerversjas - voorbij de vensters van Mimes woonst passeren... om een oogje op zijn kleinzoon te houden. En als Mime aan Siegfried vertelt over diens geboorte, maakt hij ons duidelijk dat hij Sieglinde vermoord heeft. Ik weet niet of daar enige basis voor is, maar het komt best wel geloofwaardig over.

Tijdens het vragenuurtje met Der Wanderer en Mime omschrijft Wotan zichzelf als de "Licht-Alberich" en Alberich als "Schwarz-Alberich". Deze band die tussen beide karakters zou bestaan wordt door Jean-Louis Grinda aangegrepen voor de verdere karakterisering van Alberich. Alberich is een soort mini-Wotan geworden, inclusief ooglapje. Op het einde van het tweede bedrijf vertrekt Siegfried samen met de Waldvogel en op dat moment staan Wotan en Alberich nog eens zwijgend tegen over elkaar, waardoor dit spiegelbeeldeffect nog duidelijker wordt...

Alberich wordt ook constant begeleid door een jongeling, die zijn zoon - de jonge Hagen - moet voorstellen. Maar ook in het laatste bedrijf wordt er al vooruitgekeken naar Götterdämmerung. Terwijl Erda haar verhaal doet, zien we achteraan op de scene al de drie Nornen hun draad spinnen... anderzijds is het me wel niet duidelijk waarom Erda op een ronddraaiende katrol ligt tijdens haar scene.

De keuze om het orkest achteraan op het podium op te hangen blijft discutabel. In theorie zou het kunnen werken... ik kan me zelfs voorstellen dat ze daarmee een min of meer vergelijkbare menging van stemmen en orkest beoogden als wat er in de zaal van Bayreuth akoestisch gebeurd. Aangezien ik geen ervaring heb met Bayreuth kan ik daar niet over oordelen. Maar het resultaat dat in Luik bekomen wordt, is alleszins niet bevredigend. Vooral in het eerste bedrijf is de scheiding tussen de stemmen en het orkest veel te sterk afgelijnd.

Die scheiding heeft wel het voordeel dat een zanger als Helmut Wildhaber, die Mime vertolkt, toch nog enigszins hoorbaar is. Vooral in het eerste bedrijf spreekt hij meer dan dat hij zingt en die ongesteunde voordracht zou ongetwijfeld door een "normaal" orkest volledig weggespoeld worden. In het tweede bedrijf is hij wel iets beter. Maar het blijft spijtig dat een groot deel van de spanning in het eerste bedrijf daardoor verdwijnt.

Voor die spanning moet Siegfried dan maar zorgen. Kurt Schreibmayer zou zijn debuut maken als Siegfried, maar om gezondheidsredenen moest hij zich terugtrekken. Als vervanging hebben ze Christian Franz gevonden die deze rol ook al in Keulse Ring gezongen heeft en ook in Bayreuth geen onbekende Siegfried schijnt te zijn. In vergelijking met in Keulen doseert hij nu wel een stuk beter en blijft hij eigenlijk de volledige voorstelling op hetzelfde niveau zingen. Hij maakt intelligent gebruik van de afmetingen van de zaal en de afwezigheid van het orkest om bepaalde subtiliteiten naar voor te brengen. Ik denk dat hij onder "normale" omstandigheden bijvoorbeeld minder gebruik maakt van zijn kopstem.

Jean-Philippe Lafont is ook terug. Ik vind hem nog altijd geen ideale Wotan. Zijn legato is niet wat het zijn moet en zijn Duits haalt ook niet het niveau van de andere zangers. Veel vocale variatie heb ik ook niet gehoord en hij klinkt snel vermoeid. Maar op scene blijft hij wel een indrukwekkende verschijning.

Brünnhilde is een relatieve bijrol in Siegfried, maar ze heeft toch wel een en ander te zingen. Twintig jaar (of zo) op een rots liggen slapen, heeft Susan Owen blijkbaar geen goed gedaan. De tessituur van deze Brünnhilde ligt hoger dan de andere twee, en het is net daar in haar hoge register dat Susan Owen klinkt als een fabriekssirene die verkeerd afgesteld staat, m.a.w. luid, snerpend en vals. De rest van haar stem is nog relatief in orde. In Die Walküre was ze nog redelijk, maar nu in Siegfried is ze totaal onaanvaardbaar... Hopelijk krijgt ze alles terug in orde tegen de volgende aflevering.

De drie andere "bijrollen" worden ook door dezelfde zangers vertolkt als in Das Rheingold. Werner Van Mechelen blijft het goed doen als Alberich, Tómas Tómasson zingt weer Fafner, alias de draak, en Elzbieta Ardam is een degelijke Erda.

De eerste productie na de zomer is Götterdämmerung.

Publicatie: woensdag 19 mei 2004 om 21:06
Rubriek: Opera