Il Grand' Inquisitor

Boris Godunov in Luik

Voor de zoveelste keer dit seizoen, kon ik me er niet toe brengen om een voorstelling uit te zitten in Luik. Deze Boris Godunov was niet alleen een wisselvallige productie maar kreeg ook een desastreuze muzikale uitvoering mee.

De eerste scène was op dat vlak het rampzaligst van allemaal. Om te beginnen speelde het orkest veel te luid. Dat bleef zo voor het grootste deel van de avond, waardoor de zangers constant overstemd werden. De coördinatie met het koor was totaal afwezig en zelfs binnen in het koor waren er decalages tussen de mannen en de vrouwen. Er ging totaal geen bezieling uit van de dirigent. Misschien moet chef-dirigent Paolo Arrivabeni zich beperken tot Verdi - wat hij wél goed doet - en het Russisch repertoire aan de specialisten overlaten.

De voorstelling sleept zich zo voort van scène tot scène, waarvan de ene al slaapverwekkender geënsceneerd is dan de andere. Het is tekenend dat het anders zo klapgrage Luikse publiek amper tot applaus te bewegen was na elke scène.

Echter niet alles is verwerpelijk in de productie van Petrika Ionesco. De scène die Boris met zijn kinderen doorbrengt, getuigt van smaak en zelfbeheersing. Enkel als Boris op het einde het visioen van de vermoorde Dmitri heeft, verliest Ionesco weer even de pedalen. Een grote zwarte doodskist wordt zichtbaar en begint rook uit te stoten, waarna ze openklapt en er op een balkon een bebloed kind verschijnt.

Dat is nog niks vergeleken met de vorige scènes. Om een of andere reden duikt Shuiski (of iemand die erop lijkt) op in de cel van Pimen. Daar paraderen ook een kwartet Russisch-orthodoxe priesters. Dit voorbeeld is symptomatisch voor deze enscenering. Er moet altijd wel iets gebeuren op het podium.

De herbergscène wordt dan ook bevolkt met een bende zatte politie-agenten en hun voorspelbare slapstick. Vooraleer Varlaam zijn ballade zingt, gaat hij op de tafel liggen, krijgt hij een trechter in zijn mond gestoken en wordt een vaatje wijn leeggegoten. Dit en meer van dergelijke ongein is van zo'n bedenkelijk niveau dat zelfs een amateur theatergezelschap er niet over zou piekeren om dit op scène te brengen.

De overwegend Russische bezetting kan de zaak ook niet echt redden. De titelrol werd gezongen door een van de weinige niet-Russen, Ruggero Raimondi. Vooraf werd wel aangekondigd dat hij last had van een "virale infectie van de luchtwegen", maar dat hij - "de grote artiest die hij is" - toch zou zingen. Zijn stem klonk nog droger, gebroken en kleurlozer dan hoe hij gewoonlijk klinkt deze dagen.

Zowat alle andere zangers konden niet opboksen tegen het overdonderend orkest. Alexey Tikhomirov was wel een boeiende Pimen, Sergey Polyakov zong een staalharde Grigory. Maar de enige zangeres die ik echt de moeite vond was de Xenia van Anastasia Privoznova.

Hopelijk haalt het volgend seizoen in het "Palais Opéra" een wat hoger niveau.

Publicatie: woensdag 16 juni 2010 om 21:30
Rubriek: Opera