Il Grand' Inquisitor

Thaïs in Kinepolis

Thaïs is een van die opera's die iedereen van naam kent, maar die zelden opgevoerd worden. Dankzij de Met-in-de-cinema kon gisteren de productie van John Cox rechstreeks uit New York bekeken worden.

De drijvende kracht om Thaïs terug op het Met-repertoire te krijgen, is de sopraan Renée Fleming. Het is al dertig jaar geleden dat Massenets opera nog te horen was in New York; Beverly Sills zong toen de titelrol.

Ik ben nooit een grote fan geweest van Renée Fleming en met deze voorstelling is dat niet veranderd. Ook nu weer werkt ze constant op mijn zenuwen. Het begon zelfs al voor de voorstelling. Ze vond blijkbaar haar goesting niet in de kostuums en ze kreeg dan ook een nieuwe garderobe aangemeten door niemand minder dan Christian Lacroix. Dergelijk divastreken zijn natuurlijk maar een fait divers en zouden het vermelden niet waard zijn als ze me ook op vocaal vlak niet zou ergeren.

In het eerste bedrijf creëert ze een kunstmatige donkere klank om haar stem nog sensueler te maken, maar waardoor er een klankenbrij ontstaat waar geen letter van te begrijpen valt. Ook in haar grote aria "Dis-moi que je suis belle", is ze meer geïnteresseerd in het uitstoten van - weliswaar mooie - vocalises dan iets te doen wat op tekstinterpretatie lijkt. Daar bovenop strooit ze ook een stralende glimlach in het rond, die niet zou misstaan in een reclame voor tandpasta, maar die minder past terwijl ze uitgeput en met bloedende voeten door de woestijn strompelt...

Ik begrijp ook de fascinatie voor de rol van Thaïs niet. De courtisane die zich bekeert en in het klooster gaat, zou een droompartituur kunnen zijn. Maar wat Massenet ervan maakt, is vooral een lege doos. Haar bekering wordt weinig geloofwaardig gemaakt. De opera zou beter Athanaël heten. Deze monnik die Thaïs redt van haar zondige levenswandel, maar uiteindelijk zelf beseft dat hij van haar houdt, maakt een veel interessantere dramatische ontwikkeling door. Ik was erg onder de indruk van wat Thomas Hampson met deze rol deed. In het begin is hij de overtuigde christen die de wereld, en in het bijzonder Thaïs, wil redden. Nadat hij haar afgeleverd heeft in het klooster, roept hij zijn liefdespijn uit... die een aangrijpend hoogtepunt vindt als hij later zijn gevoelens voor Thaïs opbiecht aan Palémon in "Tu sais, Ô Palémon", een mannelijke waanzinsscène van formaat. Het is een rol die op het lijf geschreven is van een zanger als Thomas Hampson, met diens obsessie voor getormenteerde karakters.

De oudgediende Alain Vernhes zong Palémon. In het eerste bedrijf kwam hij nog zwak over, maar in het laatste bedrijf had hij zijn draai gevonden en weerklonk de Franse elegantie die we van hem kennen. De relatief kleine partij van Nicias, de laatste minnaar van Thäis, werd goed gezongen door Michael Schade met idiomatisch Frans en stralend heldere tenorstem.

Publicatie: zondag 21 december 2008 om 09:57
Rubriek: Opera