Il Grand' Inquisitor

Caligula in Keulen

In oktober van dit jaar zag een nieuwe opera het levenslicht in de opera van Frankfurt. Op basis van het toneelstuk "Caligula" van Albert Camus, leverde Hans-Ulrich Treichel een Duits libretto af, dat door Detlev Glanert op muziek gezet werd. Het was een co-productie met de opera van Keulen. Aangezien de Duitse pers zeer lovend was en Markus Stenz dirigeerde, was mijn nieuwsgierigheid gewekt om dit ook eens te gaan beluisteren.

De opera Caligula bestrijkt de laatste jaren van de Romeinse keizer en begint bij de dood van Drusilla (het is blijkbaar nog niet helemaal duidelijk of hij nu al dan niet een incestueuze relatie onderhield met zijn zuster) en eindigt op het moment dat hij vermoord werd... nadat hij zelf een spoor van moorden achtergelaten had. Het werk legt niet zo zeer de nadruk op Caligula's perversiteiten, maar eerder op zijn dictatoriale (grootheids)waanzin. Het feit dat Camus zijn toneelstuk rond 1940 schreef, zal wel niet vreemd zijn aan deze invalshoek.

Glanerts muziek wordt gekenmerkt door een aantal interessante en originele momenten, alhoewel ze vaak klinisch en emotieloos, en soms ook vervelend overkomt. Het traditionele orkest wordt gebruikt, maar aangevuld met een aantal speciale effecten. Zo begint en eindigt de opera op dezelfde onorthodoxe manier, met een krijs van Caligula die door de luidsprekers gestuurd wordt. Het ritme van de voorstelling wordt vaak aangegeven door een elektronisch versterkte hartslag, die sneller begint te klinken op hoogtepunten van Caligula's waanzin. Het derde bedrijf "Die Göttlichkeit Caligulas" (elke bedrijf heeft een eigen titel) is zo'n grotesk moment als Caligula zich uitroept tot de godin Venus. Dit vond ik trouwens ook een van de betere momenten van de opera.

Een van de eerste echt grote momenten in de opera is Caligula's "Einsamkeits-Monolog" wat door overweldigende orgelklanken begeleid wordt en wat me aan de muziek van Messiaen deed denken. Het slot van de opera is ook schitterend. Het is een soort duet tussen Caligula en zijn vrouw Caesonia. Dat duet eindigt met de dood van Caesonia, vermoord door Caligula. Het koor heeft ook een specifieke rol in deze opera voor de uitdrukking van Caligula's waanzin. Ze vertolken de stemmen die door Caligula's hoofd spoken en die regelmatig tussenkomen in Caligula's scènes.

De regisseur Christian Pade heeft een regie opgebouwd, die in dezelfde lijn ligt van de muziek en het libretto. Op geen enkel moment gaat hij te ver. De Venus-scène is uiteraard grotesk, maar dat past ook. Maar bijvoorbeeld de verkrachtingsscène van Livia gebeurt onzichtbaar achter/onder een tafel. De scène waarbij vier dichters een gedicht over de dood moeten verzinnen, eindigt ook beheerst. Tijdens hun voordracht beoordeelt Caligula hun dichtkunst op zijn Beckmessers en blaast op een fluitje als het hem niet aanstaat. De dichters worden eenvoudig afgevoerd voor hun onthoofding. Sommige regisseurs zouden zich op dergelijke momenten laten verleiden tot bloederige grand-guignol-momenten.

De bariton Ashley Holland zong de rol van Caligula. Voor deze rol moet hij beroep doen op het volledig spectrum van zijn stem... van fluisterend piano zingen tot grote bas-baritonale uitbarstingen en (als Venus) tot falsetzingen toe. Hij straalt wel niet altijd een keizerlijk dominerende houding uit. Maar het is een gigantische rol, waarbij de andere partijen een beetje verbleken. Wat niet wil zeggen dat de andere zangers naast hem verbleken. Ursula Hesse von den Steinen vertolkt bijvoorbeeld een elegante en presente Caesonia, die wel massa's uitstraling heeft. Ook de contratenor Martin Wölfel valt op als een geëngageerde Helicon.

Publicatie: zaterdag 9 december 2006 om 12:09
Rubriek: Opera