Il Grand' Inquisitor

Tosca in Antwerpen

Vorig seizoen werd in Covent Garden de oude Zeffirelli-Callas-productie van Tosca na meer dan veertig jaar vervangen door een nieuwe. Zo oud is die van de Vlaamse Opera nog niet. Maar ik vermoed dat deze productie uit 1991 toch de oudste productie is die nog ergens in de Belgische operahuizen in het repertoire zit. Het was trouwens ook een van de eerste operaproducties die ik indertijd ooit zag.

Vijftien jaar geleden, maakte de Vlaamse Opera furore met haar Puccini-cyclus met de tandem Carsen-Varviso als de artistieke krachten achter het project. Robert Carsen was deze keer niet meer lijfelijk aanwezig, maar Silvio Varviso is er nog steeds bij. Hij werd wel tot aan het dirigeerplatform begeleid en na de voorstelling kwam hij niet meer op het podium, maar nam hij het overweldigend applaus in de orkestbak van de Stadsschouwburg in ontvangst, staand temidden van "zijn" orkest.

De theater-in-theater-enscenering is ondertussen wel al bekend. Het eerste bedrijf speelt zich af in de theaterzaal voor het gesloten doek... wat de talloze verwijzingen naar de kerk in het libretto wel enigszins belachelijk maakt. Het tweede bedrijf speelt zich aan de achterzijde van het brandscherm af, waar ook het laatste bedrijf plaatsgrijpt. Uiteindelijk gaat het brandscherm open en stort Tosca zich stage-divend in de dood.

De kurkdroge akoestiek van de Antwerpse Stadsschouwburg zal wel altijd een probleem blijven. De zweterige temperatuur was ook hoogst onaangenaam... en de meeste zangers waren van matig niveau.

Vooral Brandon Jovanovich was even ontgoochelend als Cavaradossi als Don José. Hij duwt langs onder op al zijn hogere noten, wat niet echt juist aanvoelt. Maar veel erger is, is dat hij oersaai is. "Recondita armonia" was expressieloos en ongeïnteresseerd gezongen. Het klonk net hetzelfde zoals zijn afscheidsaria "E lucevan le stelle", terwijl hij dan toch in een iets andere situatie verkeert. De "Vittoria"-uitbarsting was weliswaar luid, maar zonder squillo... wat op dat moment absoluut essentieel is.

Francesca Patané is een interessantere Tosca-vertolkster. Ze heeft veel metaal in haar stem, die in de hoogte de vorm van glanzend staal aanneemt. Maar afgezien van haar hoogte is de rest van haar stem versleten met een groot gapend gat in de lagere helft die moeilijk over of door het orkest geraakt. Maar ze probeert wel een en ander te compenseren door haar vertolking, zij het dat ze willekeurige klinkers zingt die niet noodzakelijk voorkomen in het bedoelde woord.

Daardoor blijft enkel Stephen Kechulius over om de zaak te redden... en wat mij betreft doet hij dat ook. Zijn Scarpia is genuanceerd en met een homogeen klinkende stem gezongen. Zijn eerdere vertolking van Iago in de Vlaamse Opera herkennen we hier ook. In de openingsscène van het tweede bedrijf bouwt hij met "Sapore la conquista violenta" op als een soort "Credo". Hij doet daarbij geen extreme zaken, maar die beheerste berekening maakt hem nog gevaarlijker en angstaanjagender. Ook in zijn scène met Tosca behoudt hij de koele controle en slechts op een paar momenten is er enig venijn merkbaar. Zoals vaak in deze opera werd daardoor het tweede bedrijf tot het sterke hoogtepunt.

Maar wie nog geen kaartjes heeft, gaat best naar Gent... tenzij je van sauna's houdt.

Publicatie: maandag 18 september 2006 om 19:41
Rubriek: Opera