Il Grand' Inquisitor

Jevgenij Onegin in Düsseldorf

Wie de enscenering van Christof Loy in De Munt nog niet naar de diepste krochten van zijn onderbewustzijn verdrongen heeft, zal blij zijn te horen dat er een serieuze rivaal verschenen is voor de titel van Onegin-verkrachter. In de Düsseldorfse Deutsche Oper am Rhein heeft Gian-Carlo del Monaco (ja, zoon van) zich op Jevgenij Onegin gestort. Hij probeert de opera te vertalen naar de 21e-eeuwse begrippenwereld en is daarin op grandioze wijze mislukt, omdat hij geen rekening houdt met de Russische romantiek van Pushkin of Tchaikovski.

Op zich is het geen probleem dat hij de pauze na het tweede bedrijf - dus ná de duelscène - plaatst. Daardoor ontstaat wel een heel lang eerste deel en een heel kort tweede deel, maar dat is slechts een detail. Wat wel heel storend is, is het feit dat hij daardoor het duel op het feest van Tatiana's Naamdag laat vallen ten overstaan van alle aanwezigen. Dit vloekt met heel de geest van Pushkins werk.

Uiteraard is er geen echt duel. Lenski schiet zichzelf nogal onhandig in zijn buik. Die zelfmoord is wel een aanvaardbare interpretatie. In andere producties werpt Lenski zich soms ook op het pistool van Onegin. Dit is slechts een klein stapje verder. Maar het is symptomatisch voor del Monaco's beperkte ideeënwereld. Ik vind het trouwens een regelrechte belediging voor de intelligentie van het publiek. Alsof een hedendaags publiek zich niet kan voorstellen wat een formeel duel is. Of dat hij niet gelooft dat jaloezie zo'n extreme reacties kan veroorzaken en alles enkel aanvaardbaar kan zijn als Lenski reageert in een dronken bui. Hopelijk moet del Monaco nooit Otello regisseren, ook al is hij de zoon van zijn vader.

Balscènes passen natuurlijk ook niet in zijn concept. Tijdens Tatiana's feest staat het volledige koor - uitgedost als zwarte vogels, vraag me niet waarom - wat heen en weer te wiegen... ook tijdens het duel. Voor de polonaise ten huize van Gremin staat iedereen wel in danshouding, maar niemand beweegt. Dansen zou trouwens ook fysisch onmogelijk zijn in het decor van Johannes Leiacker. De familie Larina woont in een afgebrand bos, waar zwarte raven natuurlijk logischerwijze aanwezig zijn, en ook Gremins paleis bestaat uit dezelfde zwartgeblakerde boomstammen. Voor een hedendaags publiek is dit natuurlijk veel begrijpelijker dan iets wat min of meer lijkt op wat in het libretto staat. Het zal dus wel aan mij liggen, maar ik begrijp het in allegeval niet.

Die bomen worden ook gebruikt tijdens Tatiana's briefscène als ze aan elke boom een kopie van haar brief aan Onegin prikt. Ik begrijp de redenering wel, alleen is Tatiana niet het meisje dat haar liefde meteen aan heel de wereld wil uitschreeuwen. In de laatste scène doet Onegin hetzelfde met zijn, op zwart papier geschreven, brief. Dit is even overbodig, maar het geeft tenminste de indruk dat erover nagedacht is.

Zo zijn er nog wel een paar idiote vondsten... zoals het boerenkoor dat men hoort zingen via een oude grammofoonspeler waarop Olga een oude krakende plaat afspeelt. Of Gremin die Tatiana de helft van de tijd in zijn armen ronddraagt, ook tijdens zijn aria.

Op muzikaal vlak viel het allemaal wel mee, afgezien van het eerste bedrijf. Will Humburg slaagde er niet in om enige coherentie en continuïteit in de drie eerste scènes te brengen. Nadien verbeterde het een beetje, maar ik had nooit de indruk dat ik naar Tchaikovski aan het luisteren was.

Nataliya Kovalova - één van de Donna Elvira's verleden jaar in de Munt - zong een degelijke Tatiana. Tijdens haar grote briefscène werd ze wel tegengewerkt door het orkest, waardoor het nooit echt homogeen of ontroerend klonk. Andrej Dunaev zong een mooie Lenski met "Kuda, kuda" een hoogtepunt van de avond... ondanks het feit dat hij overacterend dronken over de scène zwalpte. Tassis Christoyannis heeft een mooie stem, maar klinkt op de cruciale momenten wat te tam voor Onegin. Maar zijn acteerwerk als hooghartige dandy is wel overtuigend... een magere troost. Csilla Zentai was een zwakke, stemloze Larina. Hans-Peter König leverde weer een schitterende prestatie als Prins Gremin en Helmut Pampuch viel vooral op door zijn in schabouwelijk Frans zingende Monsieur Triquet.

Publicatie: maandag 13 december 2004 om 15:55
Rubriek: Opera