Il Grand' Inquisitor

Das Rheingold in Weimar

Het deutsches national theater in Weimar heeft enige geschiedenis achter zich. Het is niet alleen het theater waar Goethe ooit intendant was, maar is vooral bekend als de plaats waar na de eerste wereldoorlog de Weimar-republiek gesticht werd. Voor operafans is het echter vooral het operahuis waar Lohengrin gecreëerd werd onder leiding van Franz Liszt.

Het operahuis heeft een relatief kleine zaal met een grote parterre en twee balkons. Maar ondanks het beperkte gezelschap hebben ze een paar jaar geleden toch een volledige Ring opgebouwd, die ze nu tijdens de "Weimarer Wagner-Wochen" nog eens als cyclus opvoeren.

De enscenering van Das Rheingold door Michael Schulz roept weinig vragen op. Alle details zijn aanwezig, van Wotans speer en ooglapje tot Freia's appels en Donners hamer. De reuzen zien er uit als grappige reuzen, die opkomen door het dak van het godenhuis op te tillen. Er worden nog meer grapjes ingelast, zoals Donner die regelmatig een hand voor zijn oog houdt om met Wotan te spotten als die weer eens te hoogdravend uit de hoek komt. Dit gebaar wordt op het einde overgenomen door de Rijndochters als ze "falsch und feig ist, was dort oben sich freut" zingen.

Het enige afwijkende idee is dat in de bezetting al drie namen opgelijst staan achter "Nornen". Dat blijken drie meisjes te zijn - vermoedelijk de drie nog jonge dochters van Erda - die aan het begin van de voorstelling in een kringetje gaan zitten om in het kort elkaar het verhaal van de Ring te vertellen met behulp van handpoppen. Nadat ze lachend het podium aflopen, begint de opera met het beroemde Rheingold-akkoord. Het is afwachten hoe dit idee zich verder zal ontwikkelen in de volgende opera's.

De opera is bezet met het eigen ensemble, waardoor er geen echt bekende namen optreden. Maar dat betekent niet dat het geen goede zangers zouden zijn. Zo is Mario Hoff een degelijke Wotan die eerder naar bariton neigt, waardoor er toch enig gewicht ontbreekt voor zijn slot "Abendlich strahlt der Sonne Auge". Veronika Waldner is wel een schitterende Fricka, die met haar grote en warme mezzo zonder problemen in grotere huizen terecht zou kunnen.

Ook de Mime van Frieder Aurich is van een meer dan gemiddeld niveau, alhoewel hij hier nog maar weinig te doen heeft. Tomas Möwes lijkt me een van de oudere leden uit het ensemble te zijn en zijn Alberich klinkt dan ook overeenkomstig versleten. Paul McNamara heeft een paar goede momenten als Loge, maar na verloop van tijd begint vermoeidheid zich meester te maken van zijn stem, die dan genepen begint te klinken. Bij de reuzen viel vooral de Fasolt van Renatus Mészár op.

Publicatie: donderdag 7 juli 2011 om 15:51
Rubriek: Opera