Il Grand' Inquisitor

Stéphane Degout in de Munt

Bariton Stéphane Degout en pianiste Hélène Lucas namen recentelijk een CD op met Franse Mélodies. Gisteren zongen ze de inhoud van die CD live in de Munt.

Het programma is een grote doorsnede doorheen het Franse liedrepertoire. Zowat alle grote Franse liedcomponisten passeren de revue, enkel Fauré is een opgemerkte afwezige en voor Poulenc moesten we wachten tot de toegift.

In tegenstelling tot het Duitse repertoire, is het niet evident om een volledig Frans liedrecital te brengen. Weinigen is het gegeven om dit tot een goed einde te brengen; ik denk dan aan persoonlijkheden zoals José Van Dam, François Leroux, Felicity Lott of Susan Graham. Stéphane Degout haalt voorlopig dat niveau nog niet, alhoewel de meeste ingrediënten wel aanwezig zijn... zoals een mooie homogene en gezonde stem, die iets meer diepte heeft gekregen, en een heldere dictie. Maar interpretatief komt hij nog wat te kort.

Hij heeft het zichzelf ook niet gemakkelijk gemaakt. Het Franse repertoire is weliswaar rijk aan liederen, maar toch kiest hij voor het eerste deel allemaal liederen die qua sfeer en tempo dicht bij elkaar liggen. Hij flirt constant met de grenzen van het mezzo-forte waardoor er na verloop een zekere monotonie en verveling optreedt. Het is wachten tot de bruisende pianobegeleiding van Tournoiement uit Saint-Saëns' Mélodies persanes dat er eindelijk wat afwisseling komt.

Tussendoor waren er wel een paar mooie flitsen. Debussy's Le son du cor s'afflige vers les bois was omgeven met een parfum van Pelléas. Duparcs Lamento werd mooi gedragen vertolkt. Maar het waren vooral de liederen van Chabrier die het meest overtuigden, zoals een intelligent gediversifieerde L'île heureuse met wat Franse salon-schwung of het overbekende Les cigales als uitsmijter.

Bij al die liederen heeft hij wel de irritante gewoonte om op het einde van het lied zich weg te draaien van het publiek naar zijn pianiste toe terwijl zij het naspel speelt. Het contact met het publiek moet zo voor elk lied opnieuw opgebouwd worden. Ze laten dan ook nog eens een lange pauze vallen tussen twee liederen, wat door een deel van het publiek als een signaal geïnterpreteerd werd om ongegeneerd luidruchtig te beginnen hoesten.

Het deel na de pauze was een stuk bevredigender. Na twee liederen van Reynaldo Hahn, volgden twee cycli die intrinsiek voor afwisseling zorgden. In Histoires Naturelles ontpopt Degout zich tot een boeiende verteller met een paar vocale effecten. Zo gebruikt hij opvallend veel portamento in Le paon, waarin ik de protserige pauw herkende die zijn staart openvouwt. Deze liederen van Ravel zijn echter veeleisend voor de pianist en bij momenten moest ik vaststellen, bijvoorbeeld in La pintade, dat Lucas niet over de nodige kracht beschikt om de liederen echt tot zijn recht te laten komen.

Ze sloten het recital af met de Trois ballades de François Villon van Debussy, waarbij Degout de drie liederen op oud-Franse teksten in modern Frans zong. In het tweede lied - Ballade que Villon feit à la requeste de sa mère pour prier Nostre-Dame - had hij de nobele uitstraling van een Don Quichotte. Met een zwierige Ballade des femmes de Paris werd het officiële deel van het recital afgesloten.

Na lang aandringen volgde nog één toegift. Aangezien het recital de titel "Colloque sentimental" had meegekregen, verwachtte ik halvelings Debussy's gelijknamig lied, maar het werd Poulencs Hôtel.

Publicatie: zondag 13 februari 2011 om 09:32
Rubriek: Liedrecital